Artikel bewaren

U heeft een account nodig om artikelen in uw profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

#5 KOPZORGEN – In gesprek met André Rouvoet

In de serie ‘Kopzorgen’ vertellen bestuurders over hun persoonlijke motivatie om bij te dragen aan veranderingen in de zorg.
Tekst: Brenda van Osch, foto's: Bert Janssen.

Corona heeft de relevantie van de vijfentwintig GGD-en en koepelorganisatie GGD GHOR Nederland zichtbaar gemaakt. Nu is het wat André Rouvoet betreft, voorzitter van GGD GHOR Nederland, tijd om door te pakken. Niet alleen op het gebied van infectieziektebestrijding, maar ook op andere preventieterreinen zoals bijvoorbeeld in de jeugdgezondheidszorg. ‘Het aanpakken van de sociaaleconomische gezondheidsverschillen, is een van de grootste uitdagingen in de zorg. Voor mij is dat een heilige missie.’

Je zei ‘ja’ tegen de baan als voorzitter van GGD GHOR Nederland toen corona begon rond te waren in Nederland. Is dat moedig of overmoedig?

‘Eerlijk gezegd heb ik best geaarzeld over deze functie.  Ik heb naderhand geanalyseerd waarom: ik liep al best lang mee in de zorg en was GGD GHOR Nederland zelden tegengekomen. De GGD kende ik natuurlijk wel, zoals iedereen van het consultatiebureau en de reizigersprik. En als minister. Mijn vrouw is bovendien jeugdarts bij de GGD. Maar van de brancheorganisatie had ik weinig gemerkt. Ik twijfelde aan de relevantie. Maar toen kwam corona en ik voelde wel aan dat dat een grote klus ging worden. Waarin ik, in alle onbescheidenheid, van betekenis zou kunnen zijn, onder andere omdat ik de beleidsmakers, het ministerie en het RIVM goed ken. Het leiden van een organisatie in crisistijd, daar ging mijn hart wel sneller van kloppen. Een crisis is heel naar voor veel mensen, maar bestuurlijk is het fantastisch. Omdat je weet waar je het voor doet. Het is hartstikke relevant. Hoe groot het ging worden had ik natuurlijk niet voorzien. Het was een baan voor twee dagen per week, dat werd meer dan fulltime.’

Waar ligt de uitdaging de komende tijd?

‘Ook nu corona bijna uitgedoofd is, moeten we nog steeds in staat zijn om op te schalen naar grote hoeveelheden vaccinaties als dat nodig is, bijvoorbeeld bij nieuwe ziekmakende varianten. Daar zullen we dan de mensen voor moeten hebben. In de afgelopen pandemie hadden we het relatieve voordeel dat het land in lockdown was als wij moesten opschalen, waardoor er veel personeel beschikbaar was dat niet in de horeca kon werken en niet in de collegebanken zat. Misschien is dat een volgende keer anders. Voorwaarde is dat we in elk geval de mensen vasthouden die de competentie hebben om het opschalen te organiseren als dat nodig is. Voor de langere termijn weten we dat er ooit weer een pandemie komt, maar die zal er vast anders uitzien dan degene die we net achter de rug hebben. De kans op een nieuwe zoönose is groot. Dat zou ook zomaar eens dichterbij kunnen starten, misschien wel in Nederland. Maar wordt het Covid 24 of Covid 30? Geen idee. Het is zaak dat we nu niet denken dat we wel in het snotje hebben hoe het werkt. We hebben veel moeten improviseren en er zijn gaten blootgelegd. Een groot tekort aan infectieziekteartsen bijvoorbeeld, maar ook aan data-analisten en gedragswetenschappers. Die moeten opgeleid gaan worden. We moeten zorgen dat we er klaar voor zijn.’

Overgewicht en alle ziektes die dat veroorzaakt kunnen we ook met recht een pandemie noemen. Moet de preventie daarvan niet met stip op 1 op de agenda van de GGD-en komen te staan?

‘Ik gebruik vaak de woorden gezondheidsbescherming en -bevordering. Preventie heeft de klank van projecten die een jaar duren. Gezonder eten, meer bewegen, stoppen met roken. Begrijp me goed, dat is allemaal heel belangrijk. De GGD-en voeren ook programma’s uit rond deze thema’s, zoals Gezonde School en Gezonde en Kansrijke Start. Ik ben nog steeds blij dat het Preventieakkoord er is gekomen en met het Gezond en Actief Leven Akkoord komt daar de broodnodige concretisering in. Maar de gezondheid verbeteren vraagt een brede kijk. Er zijn namelijk veel factoren die invloed hebben op de gezondheid van mensen. Deels gaan die de kaders van de zorg te buiten. Die hebben te maken met mensen hun slechte woonsituatie, met werkloosheid, met schuldenproblematiek, met relatieproblemen, met middelenmisbruik. Met de mogelijkheden en onmogelijkheden van mensen. Wanneer je zorgen hebt over de huur, je kinderen of je financiële situatie, is het lastig om de gezonde keuzes te maken. Dat veroorzaakt dus ook gezondheidsverschillen. Ik heb mij jarenlang beziggehouden met de problematiek van vechtscheidingen, daar zag ik hetzelfde type gezinnen in beeld komen. Dat heeft alles te maken met hun sociaaleconomische status. Het aanpakken van de sociaaleconomische gezondheidsverschillen is een van de grootste uitdagingen. Als je dat doet, dan werk je echt aan gezondheid. Dit op de agenda krijgen is voor mij een heilige missie. In Amsterdam zijn er wijken waartussen wel zeven tot acht jaar verschil zit in levensverwachting. Onbestaanbaar.’

Is dat een taak voor de GGD-en?

‘De GGD gaat niet over huisvesting en banen, maar de publieke gezondheid is wel de brug tussen de wereld van de medische zorg – de cure en de care – en het sociale domein. De GGD-en hebben contact met de huisartsen, wijkteams, buurthuizen en sportverenigingen. Dat is hun kracht: ze zijn vervlochten met de samenleving. De jeugdarts van de GGD kent de hele sociale kaart van een woonplaats. Als mijn vrouw op een school is en het gevoel heeft: in gezin Jansen gaan dingen flink fout, dan gaat ze bellen. Niet dat ze daarmee meteen de oplossing heeft, maar ze is wel de schakel zonder wie de problemen niet worden aangepakt. Niet altijd de eerstverantwoordelijke, wel degene die signaleert en aan de bel trekt. In het Integraal ZorgAkkoord met de ziekenhuizen, de zorgverzekeraars, de gemeenten en de rest van het zorgveld gaat het ook over het opbouwen van regionale preventie-infrastructuren. Dan zeg ik: we hébben een regionale infrastructuur: de GGD-en. We zijn geen duizenddingendoekje, niet overal inzetbaar en de oplossing voor alles, maar we zijn er wel klaar voor om onze taak steviger uit te voeren. Wij zaten niet aan tafel bij het Integraal Zorgakkoord. Dat is raar, want we hebben een deel van het antwoord. Ik ben ervan overtuigd dat we een cruciale rol vervullen. Ziekenhuizen en zorgverzekeraars komen niet zo dicht bij de mensen. Die hebben ons nodig als verbindende factor.’

Je hebt vijf kinderen. Wat voor rol moet de GGD spelen in het leven van jouw eventuele kleinkinderen? Wat is het vergezicht?

‘Een van de dingen waar ik van droom: 24-uurs consultatiebureauzorg. Als je ’s nachts ten einde raad rondloopt met een huilbaby op je arm, moet je nu wachten tot 9 uur ’s ochtends voor je terechtkan. Waarom geen telefonische of online dienst waar je ook ’s nachts terecht kunt? Dat is waar het in essentie om gaat: laagdrempelige toegang tot publieke gezondheidszorg. Vrijwillig. Zonder verwijzing. Kosteloos. Zodat ook mensen met weinig geld of weinig vaardigheden toegang hebben tot de zorg. Een andere droom: er moet veel meer aandacht komen voor de mentale gezondheid van jongeren. Zeker sinds corona voelen veel kinderen zich eenzaam, het aantal suïcides is gestegen. Dat kunnen we niet laten bestaan.’

Gaan we met sterkere GGD-en de zorg betaalbaarder houden?

‘Onlangs was ik in België op bezoek bij Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. Hij vertelde dat ze hun IC-zorg zoveel beter op orde hadden dan in Nederland, met veel meer bedden. Maar hij zei erbij: ‘En we krijgen ze ook allemaal vol.’ Want, zei hij, we hebben een gat in de gezondheidszorg waar het aankomt op preventie. Laat dat een les zijn voor ons. We moeten niet meer IC-bedden willen, we willen IC-bedden niet hoeven gebruiken, omdat je aan de voorkant, de preventiekant, de boel op orde hebt. We willen voorkomen dat mensen ziek worden. Daarom hamer ik ook op interventies als een suikertaks en het afschaffen van btw op groenten en fruit. Investeren aan de voorkant levert ongelooflijk veel besparingen op aan de achterkant. We hebben geen keiharde, wetenschappelijke businesscase: elke euro in de jeugdgezondheidszorg bespaart later zoveel euro. Maar de gedachte is valide. We geven op jaarbasis 100 miljard euro uit aan zorg en nog geen 1 miljard gaat naar de GGD-en. Dat is onevenwichtig. En iedereen stelt zich de vraag: hoe kunnen we over een paar jaar met 30 procent minder personeel meer zorg leveren? Ik heb weleens gekscherend gezegd: dan moet je beginnen met het aantal mensen in de publieke gezondheidszorg te verdubbelen. Investeren in de preventie is op zichzelf al waardevol, maar gaat op termijn ook gigantisch bijdragen aan het verlichten van de druk op de zorg.’

Als het gaat over de zorg betaalbaar houden, gaat het gesprek ook altijd over de keuzes die worden gemaakt aan het einde van het leven. Hoe kijk je daar tegenaan?

‘Mijn moeder is vorig jaar augustus opgenomen in een verpleeghuis. Ze is dementerend. De laatste tijd valt ze vaak en nu is de vraag of we moeten voorkomen dat ze uit haar stoel kan vallen door zo’n bord voor haar buik te plaatsen. De achterliggende gedachte is: als ze valt en ze breekt haar heup, dan wordt ze niet meer in het ziekenhuis opgenomen. Ik merk dat het me erg raakt. Ik vind het nogal wat om haar haar vrijheid te ontnemen. En verliest ze dan niet al haar mobiliteit? Maar het is goed dat we dit gesprek voeren. Het gaat over de vraag wat haar kwaliteit van leven is en moet zijn. Dat gesprek zullen we in de zorg meer moeten voeren. Wil iemand nog wel behandeld worden? Wat voegt een ingreep nog aan kwaliteit van leven toe? Dat zijn goede vragen. Zolang de insteek maar niet puur financieel is. Ik had moeite met debat over de qaly’s, wat mij betreft kun je geen prijskaartje hangen aan een gewonnen levensjaar. Ik vind dat griezelig. Het gesprek voeren óók met het oog op de kosten vind ik niet verkeerd. Maar het moet aan de andere kant beginnen: wat verwachten we van het leven? Die vraag moeten we aan artsen laten, en aan de patiënten zelf.’

CV

André Rouvoet (Hilversum, 1962) studeerde recht- en staatsfilosofie. Al tijdens zijn studie was hij fractiemedewerker van de Reformatorische Politieke Federatie (RPF). Hij zou zesentwintig jaar in de politiek blijven. In 2002 werd hij fractievoorzitter van de Christen Unie, ontstaan uit een fusie van de RPF en het GPV. In het kabinet Balkenende IV was hij vicepremier en minister voor Jeugd en Gezin. In 2012 koos hij voor het voorzitterschap van Zorgverzekeraars Nederland, een functie die hij acht jaar zou vervullen. Sinds 1 augustus 2020 is hij voorzitter van GGD GHOR Nederland.

Lees ook de eerdere Kopzorgen interviews, met Peter DijkshoornEmmeke van EerselJan Engelen of Sjaak Wijma. Op zoek naar meer inspiratie? U kunt zich aanmelden voor de zorgnieuwsbrief van SeederDeBoer of contact opnemen met Anke ter Horst.

 

Geef uw reactie

Om te kunnen reageren moet u ingelogd zijn. Heeft u nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.