Het blog op zorgvisie.nl, d.d. 15 juli, over zorgverzekeraars die de toegang tot de zorg belemmeren, is mij uit het hart gegrepen. Een terechte tekst die waarschuwt om toch vooral voorzichtig te zijn met de toegenomen macht van de zorgverzekeraars.
In mijn professie fysiotherapie is de macht van de zorgverzekeraar ook groot. Naast het gegeven dat onderhandelen over een tarief al jaren eenrichtingverkeer is, initieert een aantal zorgverzekeraars netwerken. Praktijken voor fysiotherapie die lid willen worden van zo’n netwerk dienen uiteraard te voldoen aan door de verzekeraar opgelegde criteria. Dankzij het lidmaatschap komen ze in aanmerking voor een hoger tarief. In ruil daarvoor verzamelen de fysiotherapeuten extra data in de verslaglegging rond de behandeling waarmee de zorgverzekeraar benchmarks kan maken om de zorg te modelleren in zijn gewenste richting. De benaming van die door de zorgverzekeraar geïnitieerde netwerken is veelzeggend: Pluspraktijken of Topzorgpraktijken. Ze suggereren dat er sprake is van een hoge kwaliteit fysiotherapie.
Kwaliteitscriteria
Omdat de criteria voor kwaliteit door de zorgverzekeraar worden bepaald, betreffen die criteria vooral de administratie, digitale verwerking, logistiek, vaste meetinstrumenten en declaratie. Nou zijn dat wel degelijk aspecten die de kwaliteit mede bepalen, maar het meest bepalend voor de kwaliteit van een behandeling is toch een vakinhoudelijk competente fysiotherapeut. Daarnaast zijn er vragen te stellen betreffende het meer betalen voor extra data. Zouden alle patiënten die behandeld worden in een Pluspraktijk vooraf worden geïnformeerd waartoe het invullen van die extra vragenlijsten leidt? Zijn de Pluspraktijken zich er voldoende van bewust dat ze door deel te nemen in feite de macht van de zorgverzekeraars vergroten? En zijn de Pluspraktijken zich er voldoende van bewust dat op die wijze een ongewenste tweedeling in praktijken voor fysiotherapie ontstaat?
Zorgplannen
Ondertussen hebben de verzekeraars de smaak te pakken en ontwikkelen, samen met andere organisaties, extra behandelformats voor de deelnemende praktijken. Een voorbeeld daarvan is de OrthoXpert groep Nederland, die zorgplannen heeft ontwikkeld die de groep aanbiedt aan de Pluspraktijken. Het betreft zorgplannen voor patiënten die een operatie aan heup, knie of schouder hebben ondergaan en het gaat om algoritmes met een ‘vaste’ volgorde van handelingen. Ondanks het feit dat sprake is van een topdown-format zonder gepubliceerde pilotstudies en zonder wetenschappelijke evidentie wordt op de website gesproken van een hoge kwaliteit fysiotherapie. Een zorgelijke ontwikkeling.
Verschillende netwerken
Ik zit in het bestuur van SchouderNetwerk Nederland (SSN). We maken ons zorgen over de onduidelijkheid van de verschillende netwerken waarmee fysiotherapeuten en indirect ook hun patiënten en de verwijzers van doen hebben. Er zijn verschillende typen netwerken te onderscheiden: commerciële, sociaal-maatschappelijke en vakinhoudelijke.
In commerciële netwerken spelen zorgverzekeraars vaak een grote rol. Zowel bij de inclusie van deelnemende fysiotherapiepraktijken als in de sponsoring, de PR en de verdere uitrol.
Het SchouderNetwerk Nederland is een vakinhoudelijk netwerk waarvan individuele fysiotherapeuten lid kunnen worden indien ze voldoen aan vakinhoudelijke competenties. Er is sprake van een verplichte entree-schoudercursus, er is continuering van scholing, er worden richtlijnen gepubliceerd, congressen georganiseerd en samenwerking met stakeholders gerealiseerd.
SNN vindt dat die door de zorgverzekeraar gesponsorde netwerken nogal voorbarig claimen dat zij ‘de beste fysiotherapeut voor schouderrevalidatie’ bieden. Als vakinhoudelijk netwerk vinden wij dat ongepast omdat in commerciële netwerken geen vakinhoudelijke scholing plaatsvindt.
Intenties helder houden
Het SNN heeft niets tegen commerciële en sociaal-maatschappelijke netwerken. Ook die netwerken voorzien in een behoefte. Wij zien wel een probleem wanneer een niet-vakinhoudelijk netwerk, zoals OrthoXpert groep Nederland, zich manifesteert als een vakinhoudelijk netwerk. Het is zaak de intenties van die netwerken zo helder mogelijk te houden. Een fysiotherapeut die vakinhoudelijke competenties bij een vakinhoudelijk netwerk verwerft en voor de praktijkvoering kiest voor deelname aan een Pluspraktijk kan prima, zo lang maar helder is over welk aspect van kwaliteit het gaat.
Gerard Koel, praktiserend fysiotherapeut in Hengelo, docent/onderzoeker bij Saxion hogeschool Enschede en bestuurslid SchouderNetwerk Nederland.
Statement SNN
Het SNN heeft een statement opgesteld dat informeert over verschillende typen netwerken met als doel die te kunnen onderscheiden en op die wijze duidelijkheid te bieden aan zorgprofessionals, patiënten en zorgverzekeraars omtrent de te verwachten kwaliteit van zorg.
Overigens heeft VWS gesteld dat de CQI niet geschikt is voor meting van de cliënttevredenheid in de ouderenzorg. Zie <a href=’../../../../Nieuws/2015/6/Doek-valt-voor-CQ-index-in-ouderenzorg-1783689W/’ target=’_blank’>dit Zorgvisie-artikel</a>. Waarbij een van de belangrijke bezwaren was dat het geen concrete verbeter- en complimentpunten oplevert voor de zorgaanbieder, maar jaarlijks een lijvige en wollige uitkomstrapportage.
Tezamen met zijn <a href=’https://gezondezorg.org/ctm.php#cqi’ target=’_blank’>klinimetrische zwaktes en zeer lange benodigde invultijd</a>, moet je je dan sterk afvragen of het voor de andere zorgsoorten, inclusief de fysiotherapie, wel een goed instrument is.
@Gerard Koel:
Hun antwoord zal zijn dat ze dat ze dat wel laten doen. Ze stellen zelfs het gebruik van meetinstrumenten t.a.v. het ziektelastverloop en de consumenttevredenheid (CQI) verplicht. Vervolgens doen ze echter niets met de uitkomsten van de ziektelastverloopmeting; ze kijken alleen naar behandelingsaantalgemiddelden.
En als ze daar al wel iets mee gaan doen is het de vraag of de gebruikte ziektelastverloopmeetinstrumenten geschikt zijn. De huidig corrigeren namelijk niet voor confounders, en zorgverzekeraars zelf corrigeren alleen voor postcode, wat maar een zeer beperkte corrigerende waarde heeft.
Verder maken ze de denkfout dat een hoge consumenttevredenheid, die je bij heel veel fysiopraktijken ziet, gelijk staat aan een gunstig ziektelastverloop. Bij onderzoek vonden <a href=’http://www.kingsfund.org.uk/sites/files/kf/media/andrew-hutchings-prems-affect-proms-dec13.pdf’ target=’_blank’>Hutchings et al</a> dat daar slechts een zwakke correlatie tussen bestaat (‘PREMs’ = consumenttevredeheid, ‘PROMs’ = ziektelastverloop in hun onderzoek).
@FJJ Conijn.
Mee eens, wij vinden allebei dat de zorgverzekeraars niet efficiënt bezig zijn. Mijn retorische (?) vraag was naar hun argumentatie. Wat is hun reden om niet patienten zelf te laten scoren?
@Gerard Koel:
Ik stel een *principieel* andere methode voor, ter management van de kosteneffectiviteit van de fysiotherapie:
* BIG-registratie (= o.a. basisscholing);
* meet de behandelresultaten (op een administratief laagbelastende manier), koppel die aan diagnoses, en maak die meetresultaten openbaar.
Iedereen kan dan zien welke fysiotherapeuten goed zijn in schouderklachten. En de fysio’s die er niet goed in zijn kunnen kiezen: die klachten niet meer behandelen of bijscholen. Het is dus niet dat ik tegen bijscholing ben, integendeel. Maar met de SSN-methode komen de fysiotherapeuten straks om in de bijscholingsverplichtingen, zeker met allerlei bijkomende netwerken. Terwijl ze net van de opleiding kunnen zijn en dus de laatste inzichten al geleerd hebben, vooral als ze net de MT-opleiding gedaan hebben.
Verder verbaas ik me erover dat je de vraag stelt waarom ZN geen interesse getoond heeft in mijn meetsysteem. Je onderbouwt zelf namelijk mijn stelling dat (ook) zorgverzekeraars bezig zijn met het verdedigen van hun eigen belangen c.q. hun eigen methoden (‘established methods’). Of die nu klinimetrisch/methodologisch deugdelijk zijn of niet.
Voor collega Conijn: Het lijkt er op een blog voor ‘Gezonde zorg’, misschien eens als apart Zorgvisie blog aanbieden? Ik ben het eens met het initiatief om de patient te laten scoren. Dat biedt ook meteen de mogelijkheid onduegdelijke declaraties aan te pakken. Ben benieuwd naar de motivatie van zorgverzekeraars dat niet te doen. Je noemt de ontbrekende toets bij de entree cursus als punt voor onvoldoende borging voor kwaliteit. Naast de entree toets kennen alle schoudernetwerken modellen voor continue scholing (4 activiteiten per jaar), werken samen met een kennisinstituut, realiseren samenwerking met stakeholders en doen mee aan onderzoek. Dat is ook borging van kwaliteit.
Voor collega Talwilkins: Regionale schoudernetwerken hebben meestal een verenigings structuur met leden en dus ook met niet-leden. De balans tussen enerzijds zorgen dat leden voldoende kwaliteit hebben (en dus voldoende SCH patienten zien) en anderzijds dat gemotiveerde en talentvolle leden kunnen toetreden, is een belangrijk aandachtspunt. Aan modellen om de netwerken wel degelijk open te houden wordt gewerkt maar laat zich niet in korte tijd dwingen. Toch blijven de voordelen van een vakinhoudelijk netwerk voor de fysiotherapie wezenlijk; kijk maar naar de produkten als richtlijnen, congressen, website en samenwerking met medisch specialisten.
Het lijkt er dus sterk op dat men in zorgland bang is om met de billen bloot te gaan, en/of voornamelijk bezig is de eigen belangen c.q. ‘established methods’ te verdedigen. In plaats van het algemeen belang van een zorg die kosteneffectief, patiënt- en zorgverlenersvriendelijk is voorop te stellen. Ik haal dan ook graag <a href=’../../../../Nieuws/2015/6/Michael-Porter-DICA-behoort-tot-koplopers-1775711W/’ target=’_blank’>de woorden</a> van Bas van der Dungen, directeur-generaal curatieve zorg van VWS, aan: “Spring over uw eigen schaduw heen en laat niet het eigenbelang van uw organisatie, maar het [algemeen] belang prevaleren.”
Waarbij nog opgemerkt dat de hier beschreven wijze van kosteneffectiviteitsmanagement meteen het probleem oplost dat collega Talwilkins in de eerste reactie beschrijft.
Die met <a href=’https://gezondezorg.org/assessmentwerkwijze’ target=’_blank’>een bepaalde werkwijze</a> (de schalen zelf staan op die pagina gelinkt), zelfs met registratie van bepaalde pathologie-indicatoren die soms nodig zijn, nauwelijks administratieve belasting opleveren. En ze corrigeren voor zo’n beetje alle reële en meetbare confounders, wat de schalen, in ieder geval de eerstgenoemde schaal, uniek maakt.
Daarbij resulteert gebruik van de schalen in een Zorgkwaliteitzoekpagina (Zkzp; demoversie bijgeleverd), waarop iedereen de resultaten van de metingen kan opzoeken.
Ik heb de schalen en de Zkzp – uiteraard – aangeboden aan ZN, diverse beroepsverenigingen (inclusief het KNGF), de NVZ en de NPCF. Om vervolgens geen enkele reactie van hen te krijgen. Nul, noppes, nada. Terwijl zij er weinig of geen geldelijke investeringen voor te hoeven doen, en de belasting qua structuur- en procesindicatoren en administratieve verplichtingen ermee sterk kunnen worden gereduceerd. Voor >alle< partijen.
Dat gezegd hebbende, dient wel opgemerkt te worden dat ook het SNN-lidmaatschap een keurmerk is dat voor mij geen garantie biedt. Ik heb zelf een vervolgcursus Schoudergordel gedaan, nog wel bij de Saxion Hogeschool, waarbij ik gemerkt heb dat een aantal cursisten een op zijn best matige manuele vaardigheid hadden, maar toch slaagden.
En moet een pas afgestudeerde manueeltherapeut, in welke opleiding veel (meer) aandacht wordt besteed aan de schoudergordel, voor het lidmaatschap nog steeds de verplichte entree-schoudercursus doen? Dat komt nog steeds neer op onnodige structuur- en proceseisen.
Hetgeen zwaar in de papieren gaat lopen als we ook Rug-, Nek-, Elleboog-, Pols/Hand-, Heup-, Knie- en Enkel/VoetNetwerken gaan krijgen, wat een logisch vervolg op het SNN zou zijn. En dan hebben we het alleen nog maar over de orthopedische aandoeningen, terwijl fysiotherapeuten ook o.a. neurologische en cardiovasculaire aandoeningen behandelen.
Een betere methode om de kosteneffectiviteit te managen, zonder onnodige structuur- en proceseisen, is om het ziektelastverloop en de consumenttevredenheid direct te meten. Hetgeen goed kan, met de ontwikkeling van de Universele Ziektelastschaal en de dito Consumenttevredenheidsschaal. (Zie vervolg.)
Hetgeen overigens een probleem is dat zich curebreed voordoet. Het roze lintje in de borstkankerzorg <a href=’../../../../Nieuws/2015/7/Een-roze-lintje-is-goed-voor-de-beeldvorming-2660247W/’ target=’_blank’>rammelt kwalitatief</a>, procesindicatoren blijken sowieso een <a href=’../../../2014/3/Procesindicatoren-slechte-voorspeller-uitkomst-1476858W/’ target=’_blank’>slechte voorspeller van uitkomsten</a> en worden door zorgverzekeraarmedewerkers met meer verstand van zaken zelfs terecht <a href=’http://www.skipr.nl/blogs/id2285-stuur-op-kwaliteit-met-kleine-uitkomstenset.html’ target=’_blank’>verdord kreupelhout</a> genoemd, de IGZ stelt dat keurmerken <a href=’http://www.skipr.nl/actueel/id21346-igz-keurmerk-geen-garantie-voor-kwaliteit.html’ target=’_blank’>geen garantie</a> zijn voor kwaliteit (wat de Algemene Rekenkamer bij onderzoek <a href=’http://www.rekenkamer.nl/Publicaties/Onderzoeksrapporten/Introducties/2013/03/Indicatoren_voor_kwaliteit_in_de_zorg’ target=’_blank’>ook al vond</a>), en daarbij vergen ze vaak enorm <a href=’http://www.skipr.nl/blogs/id1524-indicatoren-stop-met-onzin-uitvraag-.html’ target=’_blank’>veel tijd, geld en energie</a> van de zorgaanbieders. (Zie vervolg.)
[Doordat het reactieformulier heel veel karakters toevoegt aan hyperlinks, die links wel nodig zijn om mijn e.e.a. te onderbouwen, maar het maximumaantal karakters per reactie 1500 is, ben ik gedwongen mijn reactie in delen op te splitsen.]
Inderdaad zou in de cure, dus ook in de fysiotherapie, de vakinhoudelijke competentie het belangrijkste kwaliteitscriterium moeten zijn. Waarbij mijn grootste bezwaar tegen de keurmerken Pluspraktijk of Topzorgpraktijk is dat de zorgverzekeraars wel kijken naar behandelingsaantallen, maar niet naar de uitkomsten (= resultaten) van die behandelingen. En daar gaat het toch primair om. (Zie vervolg.)
Wat alleen niet klopt bij de vakinhoudelijke netwerken is dat je er als praktijk niet altijd lid van kan worden. Ook als je aan alle eisen voldoet. Als er al genoeg in de regio zijn kom je er niet meer tussen. Daar gaan je investeringen in de cursussen.