Sinds 2019 wordt met de introductie van het VIPP-Inzicht programma gewerkt aan het uitwisselen van de verpleegkundige overdracht tussen verpleeg- en verzorgingshuizen en thuiszorg (vvt-instellingen) onderling en het ziekenhuis. Doel is om – vooruitlopend op de straks verplichte elektronische gegevensuitwisselingen op basis van de Wegiz (Wet elektronische gegevensuitwisseling in de zorg) – vanaf juni dit jaar alle (medische) gegevens van de patiënt vast te leggen in ZorgInformatieBouwstenen (ZIBs) en deze onderling elektronisch uit te wisselen.
Verpleegkundige e-overdracht
In 2020 bleek uit onderzoek van Nictiz en V&VN dat slechts 35 procent van de verpleegkundigen en verzorgenden een overdracht digitaal verstuurde. Onder hen ervaart bijna 52 procent knelpunten in de overdracht zoals onvolledige informatie, geen overdracht of een onduidelijke overdracht. Dat kan en moet anders. Niet alleen om kostbare tijd te besparen, maar ook om de kwaliteit van informatie – en daarmee de zorgverlening – te borgen.
Cross-sectorale gegevensuitwisseling
Uit de praktijk blijkt dat de uitwisseling tussen vvt-instellingen onderling inmiddels succesvol verloopt. Binnen de vvt is met het initiatief ‘Nuts’ een eigen werkwijze ontwikkeld voor het uitwisselingsvraagstuk. Hoewel de onderlinge uitwisseling via Nuts succesvol te noemen is, wordt het niet gezien als landelijke standaard en door epd-aanbieders van ziekenhuizen beschouwd als eigen infrastructuur. Koppeling met de ziekenhuis-infrastructuur blijkt daardoor technisch zeer complex. Dit betekent dat de e-overdracht tussen de vvt-instelling (care) en het ziekenhuis (cure) nog niet goed tot stand is gekomen.
Omdat de ontwikkelde infrastructuren niet op elkaar aansluiten, lijkt cross-sectorale gegevensuitwisseling nog steeds toekomstmuziek. De Wegiz dwingt aanbieders pas per 2026 om met landelijke standaarden te werken. Tot die tijd blijft er ruimte voor zelf ontwikkelde oplossingen. Daarmee dreigt vervuiling van de gewenste ict-infrastructuur: ‘niets is zo blijvend als een tijdelijke oplossing’.
Van afspraken over standaarden naar afspraken over koppelingen
Enerzijds moeten we ons afvragen of volledige standaardisatie in taal en techniek, zoals wordt bedoeld in de Wegiz, nu een oplossing biedt als deze pas over een paar jaar wordt afgedwongen. Anderzijds is het de vraag of issues als hoe verschillende datainfrastructuren op elkaar aan te sluiten regionaal kunnen worden opgelost door de zorgaanbieders die aan de slag zijn gegaan met e-overdracht.
Als we echt snel stappen willen zetten, en dat is gezien het tekort aan personeel hard nodig, dan zullen we de vrijblijvendheid aan alle kanten eraf moeten halen. Alle betrokkenen hebben daar een rol in te vervullen.
Zo zouden brancheverenigingen namens de care- en cure-aanbieders druk kunnen zetten om epd- en ecd-leveranciers te bewegen tot heldere afspraken over het aansluiten op elkaar, om zo uit deze dreigende impasse te komen.
Voor de overheid zien wij de mogelijkheid om regie te nemen door te investeren in gemeenschappelijke voorzieningen die ervoor zorgen dat gegevens gedeeld kunnen worden over de verschillende infrastructuren heen, zoals een landelijk adresboek. Op het moment dat er namelijk door koppelingen of knooppunten zorginfrastructuren verbonden kunnen worden, is men ook minder afhankelijk van bronsystemen.
Voor leveranciers zien we de noodzakelijke randvoorwaarde om te gaan werken met open API’s – het openstellen van de systemen met PSD2 heeft bijvoorbeeld ook heel goed gewerkt in de bankenwereld. Tot slot zien wij het belang dat leveranciers en zorginstellingen zelf goede afspraken maken over de prioritering van implementatie van ZIB’s en zaken als authenticatie.
Creëren van meerwaarde: van push naar pull
Tot slot is het bij de doorontwikkeling van e-overdracht van belang dat we ons niet alleen laten leiden door wat technisch werkt, maar ook in het oog blijven houden wat het doel van de e-overdracht is. Ongeveer 80 procent van de verpleegkundige overdracht ziet op een overdracht naar het ziekenhuis in verband met een onverwachtse opname. Echter is het voor de wijkverpleegkundige vaak niet op tijd duidelijk dat er een opname van de patiënt heeft plaatsgevonden. Daardoor komt in meer dan de helft van de gevallen de overdracht te laat in het ziekenhuis.
Om dus daadwerkelijke gezondheidswinst door e-overdracht te boeken zou het helpen om van een push-mechanisme naar een pull-mechanisme voor informatieoverdracht over te gaan. In dat geval kan de verpleegkundige de informatie voor overdracht vooraf beschikbaar stellen via een elektronisch uitwisselingssysteem, zodat dit altijd opgehaald kan worden door het ziekenhuis. Op dit moment is daar expliciete toestemming van de patiënt voor nodig, een opt-in dus. Het zou in de toekomst een goede ontwikkeling zijn als dit zou wijzigen een opt-out, waarbij de patiënt enkel bezwaar kan maken voor het delen van zijn gegevens bij acute e-overdracht.
Een belangrijke randvoorwaarde hiervoor is dat de autorisatie bij het ophalen van de gegevens door zorgverleners goed geregeld is, zodat de privacy van de patiënt gewaarborgd is. Afgelopen herfst heeft de minister van VWS aangegeven dat er wordt gekeken naar het creëren van een opt-out constructie bij pull-verkeer in de acute zorg. Wij verwachten dat de verpleegkundige e-overdracht in acute situaties hierbij meegenomen wordt.
Martje Weusten en Margriet Martin, Legal healthcare specialisten en Jeroen Geelhoed, director Cyber bij PwC