Hasselaar onderzoekt wat mensen in de laatste fase van hun leven aan zorg en ondersteuning nodig hebben. Zijn bevinding? “De behoeftes van deze doelgroep kunnen we niet altijd in de bestaande zorgkaders vangen. Ze vragen om een goede samenwerking en integratie van zorg door de huisarts, in het ziekenhuis én de eigen leefomgeving. Daarbij gaat het om het brede sociale welbevinden van de patiënt, vanuit een persoonsgerichte benadering.”
Multidimensionale zorg
Hasselaar pioniert met zijn onderzoek naar palliatieve zorg: “Er zijn steeds meer oudere mensen met chronische klachten. Die gaan de komende jaren ook steeds hulpbehoevender worden. Eén van die hulpbehoeftes is palliatieve zorg. En dan heb ik het niet alleen over het lichamelijke, maar juist ook over het sociale aspect van dit type zorg.”
De hoogleraar ziet palliatieve zorg als multidimensionale zorg. “Je kijkt niet alleen naar somatische problemen, zoals pijn, maar juist ook naar de psychische, sociale en spirituele componenten. Ongeneeslijk zieke mensen en hun naasten hebben immers behoefte aan een veel bredere ondersteuning dan alleen het fysieke. Ze lopen tegen vragen aan over wat voor hen nog belangrijk is, zoals zaken afronden, contacten herstellen en afscheid nemen. Aandacht kunnen geven aan die vragen, is dan ook enorm belangrijk.”
Regionale consultatieteams
Helaas is de eerste lijn (huisarts), op wie de palliatieve zorg vaak neerkomt, enorm overbezet. Daarom pleit Hasselaar voor meer ondersteunende inzet van regionale consultatieteams met kaderartsen en gespecialiseerd verpleegkundigen die veel van palliatieve zorg weten. “Een palliatieve patiënt wil je zo veel mogelijk thuis behandelen, maar daar is wel iets voor nodig: een sterke samenwerking tussen de verschillende zorgverleners. Wij noemen dat ook wel transmurale zorg: zorg over de grenzen van één domein heen. Vaak zien we dat het daar in de palliatieve zorg – en dan vooral in de overgang van ziekenhuis naar thuiszorg – nog aan schort.”
Op dit moment werkt Stichting Agora aan werkplaatsen waar bijvoorbeeld de wethouder aan tafel zit met huisartsen, wijkverpleegkundigen en andere mensen uit de eerstelijnszorg. Zij werken samen vanuit concrete casussen en bespreken hoe ze mensen met een ongeneeslijke ziekte en hun naasten optimaal kunnen ondersteunen. “Zo willen we onderzoeken hoe we zorg duurzamer kunnen inrichten en de palliatieve zorg landelijk maar ook lokaal kunnen verbeteren.”
Thuis sterven
Hasselaar benadrukt dat de medische zorg het niet alleen kan doen. “Sterven is geen specifieke medische zaak. Het heeft een kader van mensen die dat samen beleven. Daarom nodig ik de medische zorg uit om de verbinding te leggen met de zorgende gemeenschap. Daar komt dan wel een volgende uitdaging de hoek om. Om mensen thuis te kunnen laten sterven, is goede begeleiding nodig. Hoe richten we die zorg duurzaam in? Wat is daarvoor nodig? En wie kan daarin voorzien? Er wordt vaak gezegd dat de sociale context de zorg moet opvangen, omdat de professionele zorg het niet alleen kan, maar omgekeerd kun je ook stellen dat de informele zorg niet alles op kan vangen en professionele ondersteuning nodig heeft. De key is samenwerking.”
Van specialist naar generalist
Volgens Hasselaar moeten we in de palliatieve zorg dan ook naar een horizontaal in plaats van verticaal model. “In plaats van dat de dokter zegt wat er moet gebeuren, moeten we met elkaar afstemmen wie waarin van betekenis kan zijn. Dat noemen we ook wel netwerkgeneeskunde: de dokter van de toekomst is niet langer alleen meer een specialist, maar ook een generalist, die partijen met elkaar verbindt. Alles draait om samenspel.”