Het zal een schok zijn voor de vele keurmerkadepten in de zorg. Een paar maanden geleden meldde keuringsinstituut HKZ nog trots dat al duizend zorgorganisaties een certificaat hadden behaald, en dat vele andere daarmee druk doende waren. In de afgelopen jaren hebben de keurmerken een stevige positie weten te verwerven. Ze sluiten aan bij de toenemende roep om kwaliteit, op een manier die perfect past in het verantwoordingsdogma in de gezondheidszorg. Met een certificaat kun je laten zien dat alles op papier pico bello is. Je moet toch wát als zorgverzekeraars aankondigen dat ze voortaan kiezen voor zorgaanbieders die “bewezen” kwaliteit leveren.
Goede wil
Maar wat bewijst zo’n keurmerk nu werkelijk? Niet dat een organisatie kwaliteit levert: instellingen met een keurmerk voldoen niet vaker aan de normen voor verantwoorde zorg dan ongecertificeerde concurrenten. Een keurmerk bewijst eigenlijk vooral dat een organisatie goed is in het vastleggen en opvolgen van regels. Het toont dat een instelling een speciale kwaliteitsmedewerker heeft aangesteld, anders is een certificaat nauwelijks haalbaar. Het meest positieve is nog dat het wijst op goede wil.
Meten
Aan al deze dingen hebben cliënten echter weinig. Het zal hun een zorg zijn of alle procedures wel op papier staan, als ze maar te maken krijgen met kundige en vriendelijke zorgverleners. De normen voor verantwoorde zorg zijn in dit opzicht een stap vooruit. Deze gaan niet over de organisatie, maar over relevante uitkomsten: zowel de medische kwaliteit als de kwaliteit van leven. De reacties van zorgverleners, eerder vermeld in ZorgVisie, zijn veelzeggend: “Eindelijk meten we dingen die er echt toe doen.”