Het interview met Joke de Vries (IGJ) en Karine Raaijmakers (NZa) vorige week op Zorgvisie vraagt om een tegengeluid. Niet alleen vanwege enkele ongefundeerde stellingen over het weglekken van zorggeld, maar ook omdat zij voorbij lijken te gaan aan de huidige wettelijke kaders en aanhangige wetsvoorstellen.
Open norm voor integriteit en professionaliteit
De toezichthouders menen dat de huidige kaders van zelfregulering, wet- en regelgeving ten aanzien van goed bestuur tekortschieten; zo blijkbaar ook het eigen toezichtkader ‘Toezicht op goed bestuur’. Zij willen verandering en vooral meer slagkracht.
De toezichthouders pleiten daarom voor de introductie van een open norm voor integriteit en professionaliteit van de bedrijfsvoering. Deze publiekrechtelijke norm moeten de zorgaanbieders op basis van de eigen situatie inkleuren. Indien zij niet voldoen aan de norm, kan bestuursrechtelijke handhaving door de IGJ of NZa volgen. Rechtsonzekerheid en problemen ten aanzien van de bestuursrechtelijke handhaafbaarheid van zo’n open norm, evenals het risico van overlap in regelgeving, liggen op de loer als men de voorstellen goed bestudeert en naast reeds aanhangige wetsvoorstellen legt.
Onderzoek VWS naar winstuitkering
Vooruitlopend op het onderzoek van de minister van VWS naar winstuitkering in de zorg, waarin ook aandacht wordt besteed aan uitbesteding, concluderen de IGJ en NZa alvast dat door bestuurlijke en/of financiële constructies wettelijke bepalingen omzeild zijn en daardoor zorggelden oneigenlijk worden besteed. Doet de minister onnodig onderzoek of trekken de IGJ en NZa op dit punt voorbarige conclusies?
IGJ en NZa voeden het publieke wantrouwen
Raden van toezicht en bestuur in de zorg liggen onder vuur; vaak ten onrechte. De politiek, en nu ook de IGJ en NZa, voeden het publieke wantrouwen over de integriteit en professionaliteit van interne toezichthouders en bestuurders. Maar is het niet juist de wetgever die steken laat vallen?
Nadat de politiek afzag van het wetsvoorstel ‘Goed bestuur in de zorg’ werd de ‘Agenda goed bestuur’ geïntroduceerd. Daar waar zou blijken dat huidige regelgeving tekortschiet, zouden verbeteringen voorgesteld worden. Voorstellen zijn er gedaan. Sterker nog, sommige wetsvoorstellen waren destijds reeds aanhangig. Knopen zijn echter nooit doorgehakt. Discussies over goed bestuur, winstuitkering en toetredingsregels voor zorgaanbieders slepen nu al jaren voort. Met als enige resultaat dat de minister van VWS eind 2018 een onderzoek heeft aangekondigd naar winstuitkering en uitbesteding in de zorg.
Om een beeld te schetsen: de voorgestelde ‘Wet bestuur en toezicht rechtspersonen’ ligt al sinds juni 2016 bij de Tweede Kamer, de behandeling van de ‘Wet vergroten investeringsmogelijkheden in medisch specialistische zorg’ is eind 2014 op verzoek van de minister door de Eerste Kamer aangehouden (het wetsvoorstel zelf is op 8 februari 2012 bij de Tweede Kamer ingediend) en de behandeling van de ‘Wet toetreding zorgaanbieders’ (september 2017) lijkt ook niet echt te vlotten. Tot slot dreigt met het wetsvoorstel ‘Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen 2018’ voorbij gegaan te worden aan de doelen de administratieve lasten en kosten in de zorg te verminderen.
Stellingen toezichthouders te kort door de bocht
Terug naar het interview. De toezichthouders nemen in mijn ogen standpunten in die zij niet kunnen stoelen op feiten of die zelfs onjuist zijn. Via ‘schimmige bv-constructies’ zou zorggeld weggesluisd worden. Vervolgd wordt met de blote stelling ‘het gaat mis als een organisatie die niet in de zorg zit invloed heeft op beslissingen van de zorgorganisatie’. Waar blijkt dat uit? Dat het ongewenst is dat een toeleverancier voor eigen gewin excessief hoge tarieven in rekening brengt bij de zorg-bv waarvan hij bestuurder is, spreekt voor zich. Maar hoe vaak vindt dit in de praktijk plaats?
Het past toezichthouders niet om alle zorgorganisaties zo over één kam te scheren, zeker als een gedegen feitelijke onderbouwing ontbreekt.
Governancecommissie Gezondheidszorg
De IGJ en NZa wijzen ook op ‘verontrustende signalen van cliëntenraden’ die geen formele instrumenten zouden hebben om een goede bedrijfsvoering af te dwingen. Dit is niet juist, cliëntenraden staat vaak het krachtige middel van het aanhangig maken van een enquêteprocedure bij de Ondernemingskamer ter beschikking. Ik wijs in dit verband op de OK-procedure inzake DeSeizoenen, waar volgens de onderzoeker overigens niet zoveel aan de hand lijkt te zijn. Bij twijfel over de juiste naleving van de Governancecode Zorg kunnen de cliëntenraden (en andere belanghebbenden!) zich bovendien tot de Governancecommissie Gezondheidszorg wenden. Om eens een positiever geluid te laten horen: er zijn zelfs toezichthouders die een vraag over potentiële belangenverstrengeling – zonder voorafgaand conflict en uit eigen beweging – door de Governancecommissie Gezondheidszorg laten toetsen (Gc 17/03). De enkele zorginstelling die de Governancecode Zorg denkt te kunnen ontlopen, ziet zich geconfronteerd met de contractuele eis van zorgverzekeraars, zorgkantoren en gemeenten tot naleving van de code. Tel hier de bestaande handhavingsbevoegdheden van de IGJ en NZa bij op en dan blijken er wel degelijk instrumenten te zijn om in te grijpen in de bedrijfsvoering.
Voortslepende besluiteloosheid van de wetgever
In de praktijk merk ik dat veel toezichthouders en bestuurders in de zorg heel bewust omgaan met de inrichting van de governance binnen de organisatie en dat er wel degelijk een cultuuromslag heeft plaatsgevonden. Waar de zorgsector vooral last van heeft, is de voortslepende besluiteloosheid van de wetgever en de ongegronde angst voor winstuitkering. Juist dit zet de betaalbaarheid van zorg onder druk en maakt dat innovaties in de zorg nodeloos vertraging oplopen, hetgeen de gewenste kostenbesparing vanzelfsprekend niet ten goede komt.
Anouk Jagt is advocaat gezondheidsrecht bij Rutgers & Posch.
Een mooi tegengeluid. De onbedwingbare behoefte om op basis van incidenten regels en systemen te maken waarvan vervolgens alle zorginstellingen last hebben,heeft die tegengeluiden nodig. Want terugdringen van bureaucratie en administratieve lasten blijft op deze manier een loze kreet. In de opvatting van de NZa en de IGj voel ik een nieuwe verantwoordingskolom opkomen.
Wim van Berkel