Niet helemaal ten onrechte: de vraag naar de meerwaarde van technologische innovaties wordt vaak niet expliciet gesteld en beantwoord. ‘We hebben toch al zoveel pilots uitgevoerd, laten we al die mooie innovaties nou toch gewoon gaan gebruiken’, horen we vaak. En: het is toch niet haalbaar om voor elke toepassing aan te tonen dat het werkt, veilig en ethisch verantwoord is, en ook nog eens doelmatig is of zelfs kosten (en tegenwoordig: arbeidstijd) bespaart? Of: het is toch ingewikkeld, tijdrovend en kostbaar om hiervoor goede studies uit te voeren? Bovendien: iedereen kan toch zelf wel zien of digitale innovaties werken?
Criteria voor doelmatigheid
Nederland heeft al sinds de jaren negentig een sterke traditie van Evidenced Based Medicine als uitgangspunt voor zorg en behandeling. De zorg en het onderzoek in deze traditie staan ook internationaal hoog aangeschreven. Op basis van heldere criteria, waaronder die van wetenschappelijk bewijs en het concept van Health Technology Assessment worden keuzes gemaakt voor toelating van geneesmiddelen en andere medische technologieën tot het pakket van verzekerde zorg; beleidsmatige criteria voor doelmatigheid dus.
Nieuwe generatie politici
Die prioritering en afwegingen zouden ook moeten gelden voor het brede palet aan digitale zorginnovaties. Maar het lijkt alsof deze traditie hier in de afgelopen 10-20 jaar steeds meer op de achtergrond is geraakt. Niet alleen voor innovaties waar de kosten op het oog zeer beperkt lijken, zoals medische apps en beslissingsondersteunende algoritmen, maar ook voor dure hulpmiddelen en apparatuur, zoals operatierobots, scantechnologie, protonentherapie en dergelijke.
De oorzaak? Mogelijk dat de nieuwe generatie politici, bestuurders, managers en beleidsmakers minder zijn opgeleid in de traditie van EBM en anders kijken naar organisaties en aansturing van zorg. Innovatie en business development lijken soms meer doel te zijn geworden, in plaats van middel om het maatschappelijk doel “health for all” te bereiken. En er zijn veel belanghebbenden die er voordeel van kunnen hebben dat de drempel voor innovaties niet te hoog wordt opgeworpen. Wel zo prettig als niet allerlei belemmerende criteria worden gehanteerd om alleen die innovaties toe te laten die daadwerkelijk bijdragen aan doelmatige en passende zorg.
Bekostiging
Vandaag de dag is de belofte nog steeds niet ingelost van digitale zorginnovaties als oplossing van de grote uitdagingen in de zorg. De meeste innovaties komen niet veel verder dan proof of concepts of proeftuinen, waarna het volgende idee of project lonkt. Vaak wordt gewezen op problemen rondom bekostiging omdat veel nieuwe digitale zorgconcepten niet passen in de bestaande bekostigingssystematiek. Maar vooral ontbreekt nog het bewijs door evaluatieonderzoek dat innovaties bijdragen aan gezondheid, efficiëntere zorgprocessen en inzet van personeel. En dus kunnen besluiten over de bekostiging niet goed worden onderbouwd.
Waardebepalingen
Naar mijn mening zijn wij daarom vooral zelf aan zet. Opdrachtgevers zouden strenger mogen toezien op de waardepropositie van digitale innovaties, de methodologische kwaliteit en uitvoering van evaluaties en dat daarover wordt gepubliceerd. Het Zorginstituut en zorgkantoren zouden de hiervoor geldende criteria op meer structurele basis moeten toepassen voor onderbouwing van beleidsadviezen en inkoopafspraken.
Vilans voert al waardebepalingen uit voor een aantal digitale zorginnovaties. Daar blijkt grote behoefte aan, zeker omdat zorgorganisaties zelf vaak niet de kennis en capaciteit hebben om zulke evaluaties uit te voeren. Deze waardebepalingen formuleren expliciet de beoogde bijdrage aan de gezondheid of kwaliteit van leven van cliënten, het zorgproces of de zorgorganisatie en brengen de kosten en opbrengsten van verschillende stakeholders in kaart. Kortom: zij leveren, voor iedereen, de noodzakelijke informatie om beleidsvragen goed te kunnen beantwoorden en zorginkoop te verantwoorden. Laten we daaraan allemaal ons steentje bijdragen.
Brent Opmeer, PhD,
Senior onderzoeker, Vakgroep Monitoring & Impact, Vilans
Senior research fellow, Bristol Medical School (Public Health Sciences), University of Bristol, UK
Dit artikel is op persoonlijke titel geschreven