Als we niet flink investeren in de arbeidsmarkt valt er helemaal geen extra personeel te werven, sterker: de kosten van de zorg zullen vanzelf al miljarden duurder uitvallen.
Arbeidsmarkt thuiszorg
Als voorbeeld kunnen we kijken naar de thuiszorg en de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt die van invloed zijn op deze sector. In de afgelopen vijftien jaar was er sprake van een ruime arbeidsmarkt; thuiszorgaanbieders hadden weinig moeite goed personeel te vinden. Daarentegen is er in de afgelopen jaren juist veel personeel uit de sector verdwenen: zo’n tien jaar geleden waren het vooral wijkverpleegkundigen die hun vak hebben opgegeven en meer recent hebben veel hulpen huishoudelijke zorg de sector verlaten. De omstandigheden in de thuiszorg waren hieraan debet: financiers verhoogden de druk op zorgaanbieders om efficiënter te gaan werken, moedigden nieuwe toetreders aan en dwongen relatief steeds lagere tarieven af. Het vak van wijkverpleegkundige werd minder populair en veel goed opgeleide medewerkers verdwenen naar bijvoorbeeld ziekenhuizen of gingen de zorg uit. Thuiszorgaanbieders hebben als gevolg van deze saneringsdrang lastige jaren doorgemaakt. Verzekeraars en gemeenten dicteerden tarieven en aanbieders konden weinig anders dan telkens een slecht contract accepteren. Er was dus sprake van een kopersmarkt, waarbij in dit geval de kopers de financiers van zorg zijn.
Minder instroom
Deze verhoudingen zijn nu aan het kantelen. Dit komt door de arbeidsmarkt die voor de zorgaanbieders een grote uitdaging is geworden. Er is sprake van een dalende instroom van nieuw opgeleide medewerkers. Veel jonge mensen vinden werk in de ouderenzorg minder aantrekkelijk en daarnaast kent de bevolkingssamenstelling nu eenmaal minder jongeren dan voorheen. Het probleem wordt versterkt doordat het personeelsbestand van veel aanbieders sterk is vergrijsd; de uitstroom in deze organisaties neemt de komende jaren dus ook nog toe. Het personeelsprobleem groeit daardoor snel en thuiszorgaanbieders moeten nu zelfs cliënten weigeren omdat het personeel er niet meer is. En deze nieuwe trend gaat nog wel even door de komende jaren.
Onderhandelingspositie verandert
Deze situatie heeft twee belangrijke effecten. De arbeidsmarktkrapte zal leiden tot opwaartse druk op de lonen en daarmee zullen de kosten van de zorg uiteraard toenemen. Maar daarnaast, en dat is voor de hoogte van de zorgpremies in de toekomst minstens zo belangrijk, verandert de onderhandelingspositie van zorgaanbieders met hun financiers. Nu die aanbieders niet meer iedereen kunnen bedienen, komen ze in de positie dat zij aanbiedingen van financiers met te lage tarieven kunnen weigeren. Van een kopersmarkt wordt de zorg een aanbiedersmarkt. De aanbieder die voldoende gekwalificeerd personeel heeft, kan zich veroorloven om te laag geprijsde aanbiedingen van verzekeraars en gemeenten te weigeren. Deze financiers zullen zich dan genoodzaakt zien hun aanbod te verhogen en gaan zo in feite tegen elkaar opbieden. De krappe situatie op de arbeidsmarkt van zorgverleners zal dus de onderhandelingspositie van de zorgaanbieders versterken en daarmee een prijsopdrijvend effect hebben.
Effecten op langere termijn
Voor de exploitatie van de zorgaanbieders mag dit misschien op de korte termijn een gunstig effect hebben, voor de ouderenzorg is het op de langere termijn geen goede zaak. Het risico dat kwetsbare ouderen zonder zorg komen te zitten, neemt toe en dat is iets wat de sector uiteraard moet vermijden. Maar daarnaast zal het kostenniveau van de zorg extra toenemen en zal de overheid uit oogpunt van collectieve lasten zich gedwongen voelen in te grijpen. Dat is voor zowel cliënten als voor de werkers in de zorg nooit gunstig.
Beter functionerende arbeidsmarkt
Investeren in de ouderenzorg – zoals dit kabinet wil – is een goede zaak. Maar investeer dan daar waar het zin heeft: in een beter functionerende arbeidsmarkt en in maatregelen als inzet van technologie en familieparticipatie die kunnen helpen als er straks toch onvoldoende opgeleid personeel blijkt te zijn. Dat blijft namelijk een risico waar we terdege rekening mee moeten houden.
Jeroen van den Oever, directeur van Fundis, een groep van bedrijven in de ouderenzorg.
Knappe presentatie weer Jeroen, op een manier die ik landelijk nog niet tegenkwam, waarbij kinnesinne tussen verzekeraars en zorgverleners de boventoon voeren.
Moge de discussie naar het niveau getild worden dat jij hiermee introduceert!
Beste Jeroen, Dank voor je blog. Inderdaad, korte termijn denken helpt ons niet verder. Het vacatureprobleem is het topje van de ijsberg. Het eigenlijke probleem is dat zorgmedewerkers bezig zijn met uitvoeren van taken. Taken die te weinig gericht zijn op hun professionaliteit en ontwikkeling van henzelf. Zeker, we moeten investeren in de arbeidsmarkt. Onze strategie zal gericht moeten zijn op het aantrekken- en behoud van de juiste mensen. Hoe? Door leren in een centrale plaats te geven d.w.z.Toekomstbestendig leren. Het leren van die generieke- en specifieke vaardigheden voor nu en straks. Leren en organisatieontwikkeling zijn zo onlosmakelijk met elkaar verbonden. Leren wordt in een ander paradigma gezet: de zorgmedewerker wordt in zijn kracht gezet en behoudt zijn passie, de klant voelt zich beter “bediend”. En zorgorganisaties hebben een beter performance naar buiten, wat een aantrekkende werking heeft op nieuw personeel. Deze omslag vraagt behalve tijd, ook “anders denkenden” en experimenteerruimte. Echt eens gaan investeren, dat is het behoud van de goede zorgmedewerker en de goede zorg naar de klant. En daar kan niemand tegen zijn. Jeroen, bedankt dat je dit onderwerp weer onder aan de aandacht bracht. Gemmie Reinen