‘Als je geschoren wordt, moet je stilzitten’, is dan ook het standaard advies dat inmiddels gemeengoed is voor de beroepsgroep. Begrijpelijk. Niets zo erg dan wanneer je naam, en daarmee die van je organisatie, gelijkgesteld wordt aan ‘graaier’. Als belanghebbende hoop je dan maar dat de checks-and-balances in onze rechtsstaat hun werk doen. Daar is wel iets over te zeggen.
Totstandkoming WNT2
Neem bijvoorbeeld het proces van de totstandkoming van de WNT2, waarmee het topinkomen van bestuurders in de zorg van 130 procent naar 100 procent van het ministerssalaris ging. Die wet kwam binnen één jaar na WNT1. De WNT1 was toen nog niet geëvalueerd. Bovendien was de redenering die de regering aan de WNT2 koppelde, bijna identiek aan die van WNT1. De Raad van State had daarom een duidelijk advies over deze wet. Zo stelde de Raad dat ‘voor de forse aanpassing van de nog pas recent in werking getreden normen van de WNT geen rechtvaardiging wordt geboden anders dan dat ministers afzien van de voorziene verhoging van hun bezoldiging. Ook wordt niet duidelijk gemaakt waarom niet gevreesd hoeft te worden voor de arbeidsmarktpositie van de publieke en semipublieke sector. De Afdeling is van oordeel dat het voorstel om die reden nader dient te worden overwogen.’ Gezien dit advies zou het niet onlogisch zijn geweest als de Eerste Kamer iets kritischer naar de wet had gekeken. Zij moet in principe namelijk kijken naar de kwaliteit van wetten, los van het politieke doel. In de praktijk bleek echter niets van dit alles. Blijkbaar was de publieke opinie dermate dwingend dat zelfs de meest doorgewinterde senatoren zich er de vingers niet aan wensten te branden.
Controle op WNT-inkomens
Inmiddels zijn we een paar jaar verder, maar nog steeds zit er een enorme lading op het gesprek over de WNT. De accountantskosten voor de controle op de WNT-inkomens stijgen ieder jaar en accountants geven zelf aan dat de controleregels onuitvoerbaar zijn. Headhunters komen met signalen dat goede bestuurders niet of steeds moeilijker te vinden zijn. Dit is natuurlijk niet eenduidig aan te tonen, maar een ‘normale’ discussie over de impact van de WNT op de invulling van bestuurdersfuncties is er nog nauwelijks. Verder wordt in de discussie bijna geen woord vuil gemaakt aan het feit dat het gros van de bestuurders in de zorg niet zozeer last heeft van het WNT-maximum, maar van de wijze waarop de klassen onder dit maximum worden bepaald. Hoewel dit intern bij veel organisaties speelt, staat het in de sector nog niet expliciet op de agenda. En dat terwijl hier in termen van goed werkgeverschap toch echt wel iets over gezegd kan worden. Ook het feit dat de WNT in de sector goed wordt nageleefd, krijgt geen aandacht, zoals recentelijk Jos de Beer van de NVZD schreef.
De vraag blijft dus: wie durft de eerste stap te zetten naar normalisatie van de discussie?
Marc van Ooijen, bestuurder PSW.