Dit betreft sterke allianties van early adopters om regie te pakken op de gezamenlijke digitale informatievoorziening. Eens kijken welke leerpunten we uit deze coalitions of the willing kunnen ophalen voor de zorgsector.
SURF
In 1985 werd stichting SURF opgericht met als doel een nationale, veilige netwerkinfrastructuur te creëren, bekend als SURFnet. Aanvankelijk gericht op universiteiten en onderzoeksinstellingen, trok het al snel de interesse van hogescholen en middelbare scholen. Door het succes van SURFnet en de toenemende vraag naar ondersteuning bij ict-voorzieningen bij veldpartijen, is SURF vervolgens ook andere diensten gaan aanbieden. Diensten met betrekking tot security en privacy en inkoop van ict-voorzieningen.
Hoe groter SURF werd en hoe meer diensten erbij kwamen, hoe logischer het werd om de stap te maken van een stichting van enkele naar een coöperatie open voor alle Nederlandse onderwijs- en onderzoeksinstellingen. Deze overgang verleende onderwijsinstellingen een sterke positie bij het inkopen van digitale diensten en de vrijheid om afspraken en ontwikkelingen in digitale informatievoorziening te bepalen. “Samenwerken is leuk als je samen aan de knoppen kunt zitten”, zo hoor je bij SURF.
Banken
Banken maken en onderhouden hun afspraken in de Betaalvereniging en de standaarden in Currence. Ook hier gingen enkele partijen voor in het regelen van online betalen. Dankzij Rabobank, ABN Amro en ING bank is iDEAL in het leven geroepen. Andere banken vonden die oplossing al gauw zo aantrekkelijk dat ze aansloten, waarbij het logisch was om de onderlinge verhoudingen in Currence te regelen. Nu is het al jaren dé standaard voor online betalen in Nederland. Om het zo ver te brengen zijn natuurlijk slimme keuzes gemaakt – zoals dat voor de gebruiker altijd de eigen bank in beeld blijft. Maar het feit dat enkele banken initiatief namen zien wij als een sleutel tot het succes.
Succesfactoren
Zowel in de financiële als onderwijssector droegen een aantal factoren bij aan het succes:
- Een select groepje krachtige instellingen uit de sector neemt initiatief. Zij bundelen hun krachten in de vorm van een gezamenlijk orgaan: een vereniging met een werkorganisatie. Kenmerkend is dat het een nieuw orgaan is, niet een bestaande (belangen)vereniging. Zo kunnen zeggenschap, relaties en werk specifiek worden gericht op afspraken die voor de digitale informatievoorziening van belang is.
- Deze voortrekkers praten niet alleen over hoe het moet, maar voegen de daad bij het woord. Dit resulteert in een concrete service die een echt vraagstuk voor deelnemers oplost.
- De diensten vanuit dit gezamenlijk orgaan worden aanvankelijk strikt afgebakend en voldoen aan een specifieke klantbehoefte. Geen alles-in-één oplossingen en niet meerdere problemen tegelijk proberen te ondervangen. Slechts beginnen met het vervullen van één behoefte met één dienst. Pas als een oplossing zijn nut bewezen heeft wordt een breder gebruik gefaciliteerd.
Investeringsgeld
Eén andere gemeenschappelijke factor is niet weg te denken: succesvolle initiatieven beschikken over investeringsgeld. Zowel banken als instellingen doen zelf investeringen – ook voor ontwikkelingen die opgelegd worden door de overheid. Daarnaast wordt het onderwijs bij grote ontwikkelingen ook ondersteund met publiek investeringsgeld, bijvoorbeeld via het Nationaal Groeifonds.
Durf te investeren
Het biedt stof tot nadenken. Je hoeft niet met iedereen tegelijk te beginnen. Je hoeft zelfs niet alles-in-een oplossingen aan te bieden. Durf te investeren in initiatieven van enkelen op voorwaarden dat ze een concrete en praktische oplossing realiseren. Bouw geleidelijk voort zo gauw een stevig fundament is gelegd. Als anderen dat kunnen, dan kan dat in de zorgsector zeker. Over veel standaarden zijn we het immers al eens en we hebben per slot al een gezamenlijke visie en strategie.
Aura Vernooy-Geerling en Nico van Weert, Strategie & Advies, Nictiz
Gebaseerd op het rapport ‘Leren van andere Sectoren’, te vinden op de website van Nictiz en open voor discussie.