Want de cijfers liegen er niet om: Nederland vergrijst in rap tempo. Dit zorgt voor grote druk op de ouderenzorg: aan de ene kant hebben zorgvragers meer en langer zorg nodig, terwijl een aanzienlijk deel van de zorgmedewerkers de komende 10 jaar met pensioen zal gaan (in 2020 was bijna 3 op de 10 medewerkers in de vvt 55 jaar of ouder). De verwachte tekorten zijn haast abstract: het arbeidsmarkttekort binnen de ouderenzorg stijgt van 26.000 personen in 2020 tot 243.000 in 2050. De krapte zit voornamelijk bij de verzorgenden – qua aantal medewerkers op dit moment de grootste beroepsgroep in de vvt.
Tegelijkertijd staat een groot deel van hun collega’s, de helpenden, ervoor open om meer uren te gaan werken. Uit onze onderzoeken blijkt dat 45% (n=238/534) van de helpenden open staat voor contractuitbreiding (tegenover 33% (n=307/934) van de verzorgenden). Bovendien is de instroom in helpende opleidingen groter dan die van verzorgenden, waar de afgelopen jaren een daling heeft ingezet. Met de enorme tekorten in het achterhoofd lijkt het dus logisch om te zorgen dat iedereen die dat wil – ook, of juíst de helpenden – zijn of haar gewenste contractgrootte kan werken.
Een gemiste kans voor werkgevers
Nogal tegenstrijdig dat we in de praktijk zien dat de functie helpende bij sommige organisaties de afgelopen jaren is uitgefaseerd. Minder rigoureus, maar nog steeds demotiverend: het komt regelmatig voor dat een organisatie een maximaal aantal contracturen hanteert voor de helpende, variërend van 20 tot soms 28 uur. Dit heeft er alles mee te maken dat diensten in de ouderenzorg kort zijn, en dan met name voor deze groep. Zij worden vooral tijdens de zorgpieken in de ochtend en avond ingezet voor ondersteunende taken. De wijkverpleging is de absolute koploper wat betreft korte diensten; hier zien we een gemiddelde dienstduur van 5u27m (ten opzichte van 6u19m in de V&V). En opmerkelijk: hoe lager het opleidingsniveau, hoe korter de diensten (Fig. 1). Met 5 dagen werken komt de helpende dus maar tot een contractgrootte van 28 uur. Het klinkt dus logisch, en zelfs sympathiek dat organisaties dat als maximum hanteren om hun medewerkers te beschermen tegen te veel opkomsten. Maar werkgevers houden door het “ouderwets denken” vanuit functiedifferentiatie deze korte diensten zelf in stand, waardoor de helpende onnodig klein wordt gehouden – een gemiste kans.
Vanuit de wet- en regelgeving worden organisaties namelijk helemaal niet belemmerd om helpenden in de wijkverpleging in te zetten. Volgens de Wet kwaliteit klachten en geschillen zorg (Wkkgz) krijgen zorgorganisaties zelfs heel veel ruimte om zelf beleid te vormen op wie welke (zorg)taken mag uitvoeren bij cliënten. De organisatie krijgt de vrijheid om te bepalen welke functie handelingen mag verrichten, maar heeft daarbij wel de plicht om medewerkers bekwaam te maken en te houden. Dat betekent dus dat een helpende mag worden ingezet voor bijvoorbeeld wondzorg of zelfs katheterisatie, zolang zij bekwaam is door middel van goede scholing en toetsing, en, belangrijk: zich ook bekwaam voélt. Als helpenden meer taken kunnen oppakken biedt dat veel mogelijkheden om voor hen langere diensten te maken doordat dit soort handelingen vaker tijdens de “daluren” worden gedaan.
Lees meer over dit onderwerp op Skipr
Zorginstituut: ‘Beperk aantal aanbieders wijkverpleging in de wijk’
Ontmoedigingsbeleid vanuit de zorgverzekeraar
Maar het ontmoedigen van de inzet van helpenden komt niet alleen vanuit werkgevers. Zorgverzekeraars maken het organisaties soms onmogelijk om niveau 2 medewerkers in te zetten. Zo schrijft DSW in hun algemene contracteerbeleid voor de wijkverpleging dat voor persoonlijke verzorging en verpleging minimaal niveau 3 (IG) moet worden ingezet, net als De Friesland Zorg, Zilveren Kruis en Zorg en Zekerheid. ONVZ stelde het afgelopen jaar nog dat thuiszorg geleverd door helpenden niet wordt vergoed in de basisverzekering, hoewel hier komend jaar wat ruimte lijkt te komen: in 2024 mogen helpenden worden ingezet, onder eindverantwoordelijkheid van een hbo verpleegkundige. Ook bij Menzis komt er ruimte. Zij willen onder voorwaarden het gesprek aangaan over inzet van helpenden in de wijk “om tegemoet te komen aan de oproep van de branchepartijen in de wijkverpleging” (zie o.a. de handreiking van Actiz), mits er voldoende verzorgenden en verpleegkundigen in het team beschikbaar zijn. Er komt dus mondjesmaat erkenning vanuit de zorgverzekeraars dat in de huidige arbeidsmarkt het beleid om alleen niveau 3 medewerkers en hoger in te zetten niet houdbaar is.
Tijd voor (her)waardering van de helpende
Om iedereen in de zorg optimaal te benutten is het dus essentieel dat vanuit de zorgverzekeraar het vertrouwen richting (gecontracteerde) zorgaanbieders bestaat dat de organisatie toeziet op bekwaamheid van de medewerkers. En dat door inzet van helpenden niet per definitie de kwaliteit van zorg in gevaar komt. Maar minstens zo belangrijk: de erkenning vanuit de werkgever. Zij voelen op dagelijkse basis de tekorten en wat dat betekent voor de zorgverlening. Hoe kunnen we werkgevers aanmoedigen om helpenden (optimaal) in te zetten? Daar is lef voor nodig: kritisch kijken naar welke taken een helpende kan doen – denken vanuit competenties en ontwikkeldoelen, niet alleen vanuit opleidingsniveau. Daarmee blijft ook het werk voor de helpenden uitdagend door een gevarieerder takenpakket, en verlicht je bovendien de werkdruk voor de verzorgenden. Dit biedt een uitgelezen kans om een aantrekkelijke werkgever te zijn met waardering voor al haar medewerkers, en nog veel belangrijker: om de wijkverpleging meer toekomstbestendig te maken.
Anne-Eva van der Wijk is lead roosteren bij stichting Het Potentieel Pakken (HPP). HPP heeft als missie onderbenut potentieel in te zetten voor het oplossen van arbeidsmarktvraagstukken binnen organisaties, sectoren en de Nederlandse economie.
Vgz staat onder voorwaarden 20% helpende+ toe in de wijkverpleging. We hebben dit ism zorgaanbieder onderzocht en de zorgaanbieder gaf zelf aan dat 20% de max is ivm behoud van kwaliteit.
Goed stuk van Anne-Eva van der Wijk. En terecht dat ze belicht hoe de zorgverzekeraars in de wijkverpleging de rol van de helpenden klein houden. Een aspect blijft door haar helaas onbenoemd. De opstelling van de zorgverzkeraars komt voort uit opvatting van de beroepsvereniging V&VN. De verzekeraars herhalen jaar na jaar – ook nadat wij in het hoofdlijnenakkoord Wijkverpleging hadden afgesproken dat op inzet helpenden zou mogen worden gedeclareerd – dat zij de opvatting van V&VN volgt en die zet al jaren in op vooral de medische kant van de wijkverpleging en geven aan de helpenden niet te willen vertegenwoordigen. Alsof de helpende geen professionals zijn!
Sindsdien is Zorgthuisnl in gesprek met VWS (meva) om de oprichting van een beroepsvereniging helpenden te ondersteunen of op zijn minst initiatieven te steunen om aan helpenden een stem te geven. Binnen de Tazw overleggen (toekomstbestendige arbeidsmarkt zorg en welzijn) is nu een helpende in de werkgroepen om duidelijk te maken wat je van helpenden kunt verwachten, binnen teams in de wijkverpleging of verpleeghuizen. Op voorstel van VWS en samen met Calibris advies heeft Zorgthuisnl een plan ingediend met een voorstel voor financiële ondersteuning bij VWS ingediend om een moderne vorm van belangenbehartiging voor helpenden mogelijk te maken. Het wachten is sinds dit voorjaar op ruimte binnen de begroting VWS: de demissionaire status van dit kabinet helpt nu niet. Als die alsnog gerealiseerd kan worden is het overigens het streven dat uiteindelijk V&VN hier zich weer over ontfermt: wij vindend dat de beroepsvereniging alle geledingen van een wijkteam moet vertegenwoordigen, inclusief helpenden. Uiteraard gaat de V&VN over de eigen werkzaamheden, maar nu blijft een belangrijke schakel in het toekomstbestendig organiseren van de wijkzorg zonder vertegenwoordiging.