Er is voldoende aanleiding dit thema toe te voegen. Recent promotieonderzoek van Chantal van Andel laat zien dat – als gevolg van de opleidingscultuur en het daarin dominante (witte) beeld van ‘de goede dokter’ – studenten met een migratieachtergrond tijdens de coschappen significant lagere cijfers krijgen. Onderzoek van PGGM&CO wees onlangs uit dat een op de acht medewerkers in de zorg te maken kreeg met verbale agressie op de werkvloer, een op de zes werd gepest door collega’s en nog eens zes procent werd gediscrimineerd.
Aandacht voor discriminatie is nog te vaak een blinde vlek: het bewustzijn dat maatschappelijke fenomenen zoals discriminatie en (impliciete) uitsluiting ook in de zorgsector zelf voorkomen is laag. Bovendien is het ook een ‘verborgen’ probleem: cijfers over discriminatie en uitsluiting worden nergens centraal bijgehouden en de etniciteit van mensen die stoppen met hun zorgbaan of -opleiding wordt niet geregistreerd. Dit gebeurt terwijl er voldoende signalen zijn dat er iets misgaat. Onderzoek geeft aan dat studenten geneeskunde met een migratieachtergrond (ongeveer 30 procent) zich significant minder vaak specialiseren dan hun medestudenten. Bevorderen van inclusie kan een belangrijke bijdrage leveren aan doelmatige en kwalitatief goede en daarmee passende zorg.
En nu we aandacht voor inclusie hebben, laten we dan ook kijken naar de zorginhoudelijke aspecten. Daar is nog een wereld te winnen. Zo melden vrouwen 50 procent meer bijwerkingen van medicijnen dan mannen en worden symptomen van hartfalen bij vrouwen slecht herkend waardoor ze minder vaak een juiste diagnose krijgen. Stigma’s over mensen met een beperking leiden tot gebrekkige diagnoses en LHBTI-personen voelen zich niet altijd thuis in verzorgingshuizen.
Als we willen dat zorg en ondersteuning voor mensen passend is, moeten we de zorg inclusiever organiseren. Dat betekent dat zorgverleners zich op hun werkplek veilig, gerespecteerd en gewaardeerd moeten voelen en dat de zorg open moet staan voor verschillen tussen zorgverleners. Het betekent ook dat de kennis over diversiteit in zorginhoudelijke aspecten vergroot moet worden. Als we willen dat het Integraal Zorgakkoord een succes wordt, dan is er maar één conclusie: inclusieve zorg verdient een belangrijke plek in de uitwerking.