De druk op de tarieven in de zorg is groot en dat is merkbaar in de rechtszaal. In 2020 en 2022 schreef ik al dat het debat over tarieven aan het verscherpen was en dat verdere procedures daarover onvermijdelijk waren. De afgelopen periode is gebleken dat ik bepaald niet te pessimistisch ben geweest. De kortgedingprocedures over tarieven buitelen over elkaar heen; op werkelijk alle fronten: de Wmo, de Wlz, de Jeugdwet en de Zvw.
De kernvraag in al deze procedures is of de gemeente, het zorgkantoor of de zorgverzekeraar niet véél te scherp op de tarieven stuurt en daarmee de belangen van zorgaanbieders veronachtzaamt. De uitkomst is wisselend. Soms wordt de zorgaanbieder geholpen door de beginselen van aanbestedingsrecht, zoals het transparantiebeginsel en het proportionaliteits- beginsel. In situaties waarin het aanbestedingsrecht níet geldt, biedt de ‘redelijkheid en billijkheid’ soms uitkomst.
Plicht tot indexatie
Op 3 maart 2023 oordeelde de rechtbank Den Haag bijvoorbeeld dat zorgverzekeraars verplicht zijn om reële tarieven te hanteren (ECLI:NL:RBDHA:2023:2685). De verplichting om reële tarieven te hanteren, resulteerde in deze zaak in een verplichting om tarieven te indexeren. In een uitspraak van 12 oktober 2023 was de uitkomst anders: dezelfde rechtbank nam in deze zaak géén algemene plicht tot indexatie aan (ECLI:NL:RBHA:2023:15338). Wél oordeelde de rechtbank dat de betreffende zorgverzekeraars, vanwege de concreet daarover gemaakte afspraken in het IZA, verplicht waren de overheidsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling (OVA-index) door te berekenen in de gehanteerde tarieven. Een gedeeltelijke plicht tot indexatie dus.
Wisselende uitkomsten
Er zijn veel meer uitspraken. Deze zijn erg casuïstisch, wat deels verklaart dat sprake is van wisselende uitkomsten. Vaak is de uitkomst ook sterk afhankelijk van de vraag of de zorgaanbieder in staat is zijn bezwaren te onderbouwen. Dát er sprake is van een spanningsveld en dát bekostigers van zorg de grenzen opzoeken, is met al deze uitspraken echter helder.
Inmiddels lijkt de NZa zich voorzichtig met de tariefproblematiek te bemoeien. In het op 11 juli 2023 gepubliceerde document Handvatten Contractering en Transparantie gecontracteerde zorg heeft de NZa een aantal richtsnoeren neergelegd voor zorgverzekeraars en zorgaanbieders. Richtsnoer 7 bepaalt bijvoorbeeld dat zorgverzekeraar en zorgaanbieder als startpunt van de onderhandeling de OVA-index hanteren voor loonstijgingen. In richtsnoer 8 staat dat zorgverzekeraars en zorgaanbieders transparant moeten zijn over de basis en indexaties die zij hanteren. Uit de toelichting hierop blijkt dat de NZa zondermeer uitgaat van indexatie.
We zullen moeten afwachten of deze richtsnoeren het aantal procedures doen afnemen. Het gebrek aan (echte) scherpte in de richtsnoeren maakt dat het debat waarschijnlijk nog wel even zal aanhouden en zorgaanbieders het dus vooral van de rechtbanken moeten hebben, die regelmatig kritisch zijn op het gehanteerde tariefbeleid. Voor zorgaanbieders valt te hopen dat déze voorspelling níet juist blijkt te zijn.