Het Integraal Zorgakkoord (IZA) werd in september 2022 gesloten. Regionale samenwerking is daarin een belangrijk onderwerp. In alle zorgkantoorregio’s en ROAZ-regio’s zijn regioplannen opgesteld over de toekomst van de zorg. Miljarden euro’s aan transformatiemiddelen moeten helpen deze toekomst dichterbij te brengen.
Deze plannen komen tot stand door polderen: aanbieders, verzekeraars, beroepsbeoefenaren en gemeenten hebben ‘een gedeelde verantwoordelijkheid, elk vanuit hun eigen rol’. Dat gaat goed zolang het goed gaat. Maar hoe verder als de betrokkenen er niet uitkomen, zelfs niet met de transformatiemiddelen als ‘smeergeld’? Het IZA voorziet in dat geval in allerlei vormen van extra overleg. De NZa kan aanjagen, faciliteren en bemiddelen, maar meer ook niet.
Belgische Ziekenhuiswet
Kan het ook anders? Jazeker, dat laten recente hervormingen in België zien. Daar is in 2019 de Ziekenhuiswet gewijzigd. De Belgische ziekenhuizen werken sindsdien samen in regionale ‘ziekenhuisnetwerken’. Die samenwerking is niet vrijblijvend, maar verplicht: ziekenhuizen die niet meedoen verliezen hun erkenning. Het netwerk moet worden vormgegeven in een rechtspersoon. De Ziekenhuiswet schrijft ook de governance van het netwerk voor, inclusief de voor strategische besluiten benodigde meerderheid (ten minste tweederde van de stemmen in het bestuur).
Complicatie
Bij de start van de netwerkvorming trad een complicatie op. De Belgische Mededingingsautoriteit (BMA) vond dat de vorming van de ziekenhuisnetwerken onder het concentratietoezicht viel, zodat zonder BMA-goedkeuring geen netwerken konden worden gevormd. Een vrij drastische ingreep loste dit op: in de Ziekenhuiswet werd vastgelegd dat de vorming van ziekenhuisnetwerken is uitgezonderd van het concentratietoezicht. Dat zal de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen als muziek in de oren klinken.
En daar houdt de wetgevende daadkracht niet op: de Belgische overheid heeft bepaald welke soorten ziekenhuiszorg lokaal, dat wil zeggen binnen 30 minuten per ‘gewone wagen’, beschikbaar moeten zijn. De ziekenhuisnetwerken moeten over deze vormen van zorg een strategisch plan opstellen. Dat plan heeft de goedkeuring van het ministerie van zorg nodig. Andere soorten ziekenhuiszorg worden geconcentreerd in een of meer referentieziekenhuizen. Ook in België is de behandeling van aangeboren hartafwijkingen bij kinderen een van deze zorgvormen.
Laisser-faire
Kunnen we in Nederland wat leren van de Belgen? Wat in ieder geval opvalt is dat de Nederlandse regioplannen veel meer dan alleen de ziekenhuiszorg omvatten; dat past goed bij ons ‘integrale’ zorgakkoord. In de Belgische aanpak is de overheid nadrukkelijker aanwezig. Dat heeft als nadeel dat de netwerken in een tamelijk strak keurslijf moeten functioneren. Daar staat tegenover dat de Belgische wet voor een aantal potentiële bronnen van frictie, zoals de besluitvorming in de regio en de relatie met de mededingingsautoriteit, al knopen heeft doorgehakt. Daar is het bij ons – in goed Nederlands – nog laisser-faire.
Geef aub wat meer context aan dit artikel. Leg uit hoeveel ziekenhuizen er zijn in België en hoe het zit met de positie van de huisarts en de concentratie van zorg.