Acute zorg heeft de afgelopen maanden volop in de belangstelling gestaan. Opschaling in alle beschikbare afdelingen kon voorkomen dat de ziekenhuiszorg in Nederland in het zogenoemde ‘zwarte scenario’ terecht kwam. De afgelopen maanden ging het nadrukkelijk over de essentiële rol en de belangrijke toegevoegde waarde van afdelingen spoedeisende hulp (SEH) en intensive care (IC). Hierbij is ook duidelijk geworden dat een mate van overcapaciteit van acute afdelingen noodzakelijk is om op momenten of periodes van druk op het zorgstelsel niet vast te lopen.
Concentratie
Het debat over optimalisatie van acute zorg wordt bovenmatig gedomineerd door het thema concentratie. Dit gebeurt voornamelijk op basis van overtuigingen en veronderstellingen. Beleidskeuzes worden onvoldoende onderbouwd of getoetst met cijfers. Het huidige eenzijdige concentratiebeleid levert wat betreft de acute zorg op macroniveau niet aantoonbaar de schaalvoordelen op welke in het vooruitzicht zijn gesteld: meer kwaliteit en minder kosten.
Daarentegen brengt concentratie in de huidige vorm wel evident schaalnadelen met zich mee, zoals binnen het domein van de spoedeisende geneeskunde overmatige drukte in de SEH’s. Dit met alle negatieve gevolgen van dien, waaronder extra kosten en verlies van zorgkwaliteit. Denk ook aan ontevredenheid van patiënten en een vervroegde uitstroom van gespecialiseerde SEH-medewerkers waarin veel geïnvesteerd is.
Bovenmatige concentratie haalt bovendien de benodigde flexibiliteit uit een dynamisch acutezorgproces. Terwijl tijdens de covid-19-crisis juist de algemene ziekenhuizen snel wisten op en af te schalen.
Veranderend zorglandschap
Een kritische blik op de inrichting van onze acute zorg is zeker gerechtvaardigd. De maatschappij om ons heen verandert en daar kunnen we niet blind voor zijn. We gebruiken tegenwoordig bijna allemaal een mobiele telefoon. Steeds meer zaken zijn digitaal te regelen en het wegennet wordt steeds beter, waardoor afstanden korter worden. Navigatiesystemen zijn breed beschikbaar en we hebben misschien wel de meest doeltreffende ambulancezorg ter wereld. Dat alles maakt dat ziekenhuizen beter bereikbaar zijn dan veertig, twintig of zelfs tien jaar geleden.
Daarnaast zijn SEH’s en IC’s vandaag de dag hoogwaardige en complexe afdelingen wat betreft technische toerusting en toegewijd gespecialiseerd verpleegkundig en medisch personeel. Allemaal niet vergelijkbaar met hoe dit in het verleden was.
Reductie van aantal SEH’s
Het huidige beleid blijft echter te eenzijdig gericht op het reduceren van het aantal SEH’s. In dit verband wordt Denemarken vaak aangehaald als lichtend voorbeeld, maar de vergelijking gaat op veel vlakken mank. Zo is gesteld dat Denemarken het aantal SEH’s succesvol heeft gereduceerd. Niets is minder waar. In Denemarken heeft in 2007 het SEH-landschap een transformatie ondergaan, als onderdeel van een volledige bestuurlijke herinrichting van het hele land. De SEH-zorg ging van het Franco-German SEH-model over naar het Anglo-American SEH-model. Ofwel, men heeft het SEH-landschap toen ingericht naar het model zoals we dit in Nederland al heel lang kennen, met allround SEH’s (Anyone, Anything, Anytime). Denemarken vergrootte in 2007 het aantal allround SEH’s, wat ten koste ging van een veelheid aan mono-specialistische losstaande spoedpraktijken.
Bredere context
De kijk naar Denemarken illustreert wat veel gebeurt bij internationale vergelijkingen omtrent SEH-zorg in Nederland. Het gaat om selectief plukken van voorbeelden, met onvoldoende begrip of duiding van de bredere context. Dat dit nagenoeg kritiekloos kan gebeuren in Nederland is net zo verbazingwekkend als veelzeggend. Het doet onvoldoende recht aan de publieke waarde en kwaliteiten van het bestaande SEH-netwerk in Nederland. Daarentegen blijft bijvoorbeeld een goed voor te stellen discussie over reductie van het aantal ziekenhuizen waarin specifieke hoogcomplexe spoedzorg wordt geleverd en waarvan concentratie wetenschappelijk onderbouwd is, vooralsnog publiekelijk onderbelicht.
SEH-bezoeken
De in Nederland beschikbare SEH’s (105 in 2010 en 87 in 2016) zien elk jaar een redelijk constant aantal van ongeveer 2 miljoen patiënten. Alle maatregelen ten spijt is dit aantal niet drastisch verminderd. Daarentegen is het aantal ook nauwelijks toegenomen. Dat is winst en een verdienste van het hele zorgstelsel.
We moeten hierbij vooral ook voor ogen houden dat Nederland, met ongeveer 120 SEH-patiënten per 1.000 inwoners per jaar, steevast tot de landen in Europa behoort met de minste SEH-bezoeken. Dit is een grote verdienste van een sterk toegankelijk georganiseerde eerste lijn buiten het ziekenhuis. Ruim 85 procent van alle SEH-patiënten is verwezen door een zorgprofessional en bijna 40 procent behoeft ook klinische opname.
Meer dan concentratie
De wijze van inrichting van ons SEH-netwerk mogen we koesteren en vooral niet lichtvoetig prijsgeven. We zien bij een nagenoeg gelijkblijvend aantal SEH-patiënten, een grotere zorgcomplexiteit met een groeiend aantal patiënten dat opname behoeft. De zorgdruk in SEH’s neemt toe. Hiermee is de vraag hoe we duurzaam een kwalitatief en doelmatig SEH-netwerk inrichten alleen maar prangerder geworden.
Menno Gaakeer is SEH-artsknmg en lid van het medisch stafbestuur in het Adrz in Goes. Suzanne Kruizinga is lid raad van bestuur van het Wilhelmina Ziekenhuis Assen. Ze was voorheen lang als arts in de SEH werkzaam.