Vorige week woensdag berichtte de ACM over haar toezicht tijdens de coronacrisis. De autoriteit ‘volgt de economische ontwikkelingen op de voet en beantwoordt graag vragen over samenwerking tussen bedrijven om de crisis te bestrijden’. In de berichtgeving over haar toezicht gaf de ACM in slechts één zin en in algemene bewoordingen aan dat de concurrentieregels ‘veel ruimte’ bieden om samen te werken. Daarentegen wijdde de ACM een hele alinea aan uiteenlopende gedragingen die niet mogen.
Een dag later meldde ACM-bestuursvoorzitter Martijn Snoep in het FD: ‘Dit zijn bijzondere omstandigheden die vragen om bijzondere oplossingen. Dit is geen normale tijd.’ Meerdere bedrijven hadden de ACM al benaderd met vragen over toelaatbare samenwerkingen, zoals supermarkten die elkaar wilden informeren. Het artikel meldde dat volgens de ‘crisisaanpak’ van de ACM uiteenlopende samenwerkingsvormen toegestaan zijn:
- informatie-uitwisseling tussen supermarkten over voorraadniveaus;
- samenwerking tussen logistieke dienstverleners om de Nederlandse bevolking te voorzien van levensmiddelen;
- brancheafspraken over soepele omgang met debiteuren;
- informatie-uitwisseling tussen farmaceutische groothandels over verkoopvolumes.
Geen van deze voorbeelden ziet echter op een elementair onderdeel van de crisisbestrijding, de zorgverlening zelf. Hoewel concurrentie tussen bijvoorbeeld verpleeghuizen of in de ziekenhuissector bepaald niet vanzelfsprekend is, gaat de ACM in haar praktijk wel ervan uit dat dit soort instellingen met elkaar concurreren. Zo zijn Amsterdamse ziekenhuizen eerder door de waakhond onderzocht in verband met uitwisseling van informatie over patiënten (onder meer aantallen per type zorg en herkomst van patiënten). De zaak werd pas gesloten na toezeggingen bepaalde informatie niet meer uit te wisselen: geen gedetailleerde informatie per ziekenhuis voor zover die niet ouder is dan een jaar.
Het spreekt voor zich dat als supermarkten en farmaceutische groothandels al informatie over voorraden en volumes mogen delen, bepaalde informatie-uitwisseling tussen zorginstellingen zeker kan rekenen op een flexibele houding van de autoriteit. Het zou echter goed zijn als de ACM dit ook zou uitdragen en op haar website concrete voorbeelden zou noemen van de grote ‘ruimte om in tijden als deze samen te werken’. Op die manier draagt de autoriteit actief bij aan (een gevoel van) extra vrijheid die de bestrijding van de crisis ten goede kan komen.
Berend Reuder, advocaat en partner bij Stek