Er zijn verschillende manieren waarop we elkaar kunnen helpen als we zorg nodig hebben: (1) je betaalt je verzorger zelf als je niemand hebt, (2) je hebt je mantelzorger binnen de familie als je afhankelijk wordt, (3) je bent solidair binnen de gemeenschap of wijk waar je woont als vrijwilliger en wordt zelf geholpen als jij het nodig hebt óf…. (4) je bent verplicht solidair op nationaal niveau als premiebetaler en krijgt daarvoor zorg terug als het nodig is. Die laatste mogelijkheid noemen we ‘de verzorgingsstaat’. Het systeem van verplichte solidariteit is na de tweede wereldoorlog opgebouwd en wordt sindsdien algemeen beschouwd als een onmisbaar onderdeel van onze beschaving.
Voor kwetsbare ouderen is de verzorgingsstaat een belangrijke steun en toeverlaat als ze het niet meer zelfstandig af kunnen. Als kinderen niet in de buurt wonen, als er geen eigen middelen zijn om zorg te betalen of als je geen sociaal netwerk in je omgeving hebt dat je kan helpen, dan moet je kunnen terugvallen op het solidaire arrangement dat we samen in Nederland in de afgelopen 75 jaar hebben opgebouwd.
Collectieve last
De vraag is wel of die verwachting nog valt te rechtvaardigen. Want onze verzorgingsstaat heeft het moeilijk, en wel om twee redenen. De eerste reden is dat de financiering ervan niet is vol te houden. Onze welvaart is natuurlijk wel flink toegenomen de afgelopen jaren maar het aantal kwetsbare ouderen is relatief nog veel harder gestegen. Omdat de zorg voor ouderen door de politiek vooral als een collectieve last wordt beschouwd – op zich een aanvechtbare stelling trouwens – en omdat in Brussel is afgesproken dat collectieve lasten beperkt moeten blijven, is deze groei onhoudbaar; en dus wordt er de afgelopen jaren geknabbeld aan de voorzieningen voor ouderen.
De tweede reden waarom de verzorgingsstaat het moeilijk heeft is de manier waarop onze arbeidsmarkt zich ontwikkelt. Er is zowel sprake van vergrijzing als van een ontgroening. De afnemende aanwas van nieuwe werkers in de zorg compenseert bij lange na niet de groeiende behoefte aan zorg van kwetsbare ouderen; het is zelfs de vraag of we de bestaande arbeidscapaciteit goed in stand weten te houden, leert een snelle blik op de demografische ontwikkeling van Nederland.
Tot zover de onderbouwing van de stelling dat de verzorgingsstaat in Nederland onhoudbaar is. Maar is de verzorgingsstaat daadwerkelijk op z’n retour? Als het gaat om zorg voor kwetsbare ouderen lijkt dat inderdaad het geval te zijn. In bijgaande grafiek is de capaciteit, die de verzorgingsstaat beschikbaar heeft per oudere boven de 70 jaar, in beeld gebracht. Het gaat hierbij om de inzet van wijkverpleging en om het aantal bedden in het verpleeghuis of verzorgingshuis. De cijfers zijn gecorrigeerd voor inflatie en voor de stijging van de gemiddelde leeftijd in Nederland. Voor de jaren 2019-2022 wordt uitgegaan van de begroting van het ministerie van VWS.
In de weergegeven periode van 1998 tot 2022 stijgt het aantal ouderen van boven de 70 van ongeveer 1,5 miljoen naar 2,5 miljoen. Zichtbaar vertoont de intramurale zorg per capita boven de 70 jaar eerst een stijging en vanaf 2012 een forse daling. In dezelfde periode blijft de capaciteit wijkverpleging gemiddeld ongeveer gelijk, althans per capita. De afbouw van de verzorgingshuizen sinds 2012 en het niet meegroeien van de verpleeghuizen met de toename van de doelgroep wordt dus in het geheel niet gecompenseerd met meer wijkverpleging voor de ouderen die thuis moeten blijven wonen. Onze verzorgingsstaat voor kwetsbare ouderen verschraalt in 10 jaar tijd met zo’n 20 procent. En dat terwijl het huidige kabinet toch 2 miljard extra in de verpleeghuiszorg pompt.
De ‘portie verzorgingsstaat per kwetsbare oudere’ wordt dus minder en minder. Ernstiger nog is dat deze ontwikkeling niet ophoudt na 2022. Als onze welvaartstaat het al zou kunnen betalen, we zullen de handen aan het bed dan meer en meer gaan missen. De kloof tussen de ontwikkeling van de zorgvraag enerzijds en de verkrappende arbeidsmarkt anderzijds groeit nog aan tot ver in de jaren dertig van deze eeuw.
Tenminste, als er niets wezenlijks verandert. En dat brengt ons bij de vraag die Nederland zich nu moet gaan stellen. Hoe houden we het verzorgingsarrangement voor kwetsbare ouderen in stand, ondanks het slinkende systeem van collectieve voorzieningen? Kan het nóg efficiënter? Aanbieders van ouderenzorg hebben als eersten de verantwoordelijkheid om zich met deze vraag bezig te houden. Investeren in nieuwe technologie, het werven, binden en scholen van meer zorgwerkers, het slimmer organiseren van zorg samen met ziekenhuizen en huisartsen, en het in gesprek gaan met ouderen en hun netwerk over hoe de zorg anders kan, dat zijn zoal manieren om met minder middelen en mensen meer kwetsbare ouderen te kunnen ondersteunen. Maar dat is niet genoeg. Het vraagstuk dat achter de vergrijzende samenleving vandaan komt, raakt ons vroeger of later allemaal.