Een van de organisaties die meedeed was Humanitas. We bezochten verpleeghuis Acropolis in Schiebroek. Onder leiding van Hans Becker werd daar aan een ‘ja-cultuur’ gewerkt. Dat betekent ja zeggen tegen mevrouw Tekkel die tachtig jaar een hond heeft gehad en haar beestje graag meeneemt naar het verpleeghuis. Of tegen meneer De Jonge die gewend is om vijf uur ‘s middags een borreltje te drinken.
Veel van de directies van andere huizen die we interviewden waren kritisch over deze benadering. Niet te managen, niet efficiënt, te weinig praktijkgericht. Wij jonge studenten hadden echter het gevoel dat deze Becker weliswaar een beetje radicaal was, maar de spijker wel op de kop sloeg.
Lijst slecht presterende verpleeghuizen
Vandaag zijn we vijftien jaar verder. Becker is met pensioen en Humanitas is volop in de negatieve belangstelling. Financieel loopt het stroef. En Humanitas prijkt op de onlangs door de Inspectie gepresenteerde lijst van slecht presterende verpleeghuizen. Hadden de critici gelijk en waren wij studenten te idealistisch?
De afgelopen jaren ging er bij Humanitas veel aandacht naar geluk en welzijn, maar bleek men het minder nauw te nemen met de medische en paramedische kwaliteit, zoals het correct verstrekken van medicijnen. De complexe zorgbehoefte van de patiënt is enorm en Humanitas (en tien andere verpleeghuizen) zijn daar volgens de Inspectie onvoldoende op toegerust. Een van de oplossingen is meer hogeropgeleide medewerkers, zo gaf huidige Humanitas-directeur Gijsbert van Herk vorige week aan bij Nieuwsuur.
Toch vraag ik me af of de spa niet een steek dieper moet. Het is natuurlijk uitstekend dat kwaliteit wordt gemeten. En dat goed opgeleide medewerkers op de correcte manier medicatie verstrekken. Maar de kernvraag is welke indicatoren werkelijk belangrijk zijn.
Ervoor zorgen dat mevrouw Tekkel haar hond kan houden zal de Inspectie worst zijn, maar draagt waarschijnlijk meer bij aan de kwaliteit van haar laatste levensdagen dan een keer een pilletje vergeten. Of zoals Becker het onlangs tegen Zorgvisie zei: ‘Alsof geluk afhankelijk is van of er wel een thermometer in de ijskast ligt of dat er een papiertje op het toilet hangt waarop staat hoe vaak er is schoongemaakt.’
Publiek systeem versus mantelzorg in Singapore
In een samenleving waar het publieke systeem voor je zorgt moet veel verantwoording worden afgelegd. Hier in Singapore is dit veel minder een issue.
Ik denk aan meneer Tan. Hij heeft meervoudige systeem atrofie (msa), een progressieve neurologische aandoening met grote gevolgen voor evenwicht en bewegen. Zijn broer, een taxichauffeur, is bij hem ingetrokken en organiseert zijn taxidiensten zoveel mogelijk om het mantelzorgen heen.
Medisch gezien kan een taxichauffeur uiteraard niet de kwaliteit van een verpleegkundige bieden. Maar naast zijn auto heeft hij nog een kenmerk dat hem meerwaarde geeft: hij kent zijn broer van haver tot gort. Het grootste deel van de zorg is immers niet medisch-technisch maar coördinerend van aard. Het belangrijkste is dat hij er simpelweg voor zijn broer is. Eenzaamheid los je niet op met een hbo-verpleegkundige.
Probleem hier in Singapore is dat meneer Tan een geweldige last voor zijn broer voelt. En dat er een groot risico is dat zijn broer door de combinatie van mantelzorg en werk zelf een burn-out oploopt. En wie is er dan voor deze twee heren?
Slecht meetbare kwaliteit van leven
In hoeverre het verpleeghuis ‘er is voor de cliënt’ is lastig door de Inspectie te meten. Maar het vormt wel de kern van een menswaardig bestaan. De roman Winter in Gloster Huis van Vonne van der Meer beschrijft dit mooi. Er komen twee verpleeghuizen in voor. Het ene voldoet aan alle moderne eisen en zou nooit op de lijst van de Inspectie verschijnen. Maar mensen komen er omdat ze dood willen. Het andere is illegaal. Maar hier vergeten mensen dat ze levensmoe waren. Niet door een uitstekend medicatiebeleid, maar door voorlees mevrouw Netty.
Gezondheidszorg kan veel betekenen voor mensen, maar we moeten oppassen niet alles te medicaliseren. We moeten vaker een stapje terug doen en ja zeggen op wat echt belangrijk is voor mensen. Zeker aan het eind van het leven. Ik denk aan de gelovige meneer Van Dijk. Zevenzestig jaar oud en maagkankerpatiënt. De artsen wilden hem in het ziekenhuis houden. Maar hij wilde naar huis, want zondag zou in de kerk het heilig avondmaal gevierd worden. In een rolstoel is hij naar de kerk gebracht. De volgende morgen is hij overleden. Zijn laatste wens werd vervuld. Ondanks de dokter.
Dirk de Korne, Deputy Director Medical Innovation & Care Transformation at KK Women’s and Children’s Hospital in Singapore. Deze column verscheen eerder in het Reformatorisch Dagblad.