Daarnaast hebben sommige partijen aanvullende punten. Zo zetten de VVD en de CU zich in voor het scheiden van wonen en zorg. Zo kun je, aldus de VVD-plannen, huur betalen voor jouw woning in een zorgcentrum en zelf kiezen wie de zorg levert. De CU pleit ervoor om bij dat scheiden de zorg voor een groot deel uit de Zorgverzekeringswet te betalen. Na de verkiezingen sluit de VVD graag een bestuurlijk akkoord met aanbieders en betalers van ouderenzorg.
Ondanks de vele, vaak warme, woorden die de partijen besteden aan ouderenzorg, ontbreken volgens mij in alle programma’s twee thema’s: 1. De betaalbaarheid van de ouderenzorg en 2. De overbodigheid van de Wet langdurige zorg.
Betaalbaarheid
In 2012 bedroeg, aldus het CBS, het gemiddelde belastbaar inkomen van een 65-plusser 20.300 euro. Het gemiddelde vermogen van een 65-plusser bedroeg in dat jaar 107.000 euro. Een derde van hen had een eigen vermogen van 250.000 euro of hoger. Welnu, geen van de politieke partijen maakt een onderscheid tussen arme (alleen AOW) en rijkere ouderen. Nu zoveel babyboomers ouder dan 70 jaar worden, valt er voor een duurzame groei van de ouderenzorg niet aan te ontkomen dat rijkere ouderen hun eigen verzorgingskosten betalen. Dan kunnen arme ouderen zonder eigen bijdragen te betalen, beschikken over zorg. Dat kan niet binnen vier jaar gebeuren. Want veel rijke ouderen hebben zich daarop niet voorbereid. Zij dachten dat de overheid van de wieg tot het graf voor hen zou zorgen. Ik trek daarom voor deze verandering acht tot twaalf jaar uit. Ik stel voor dat 65-plussers met een pensioen + AOW van 55.000 euro of meer per jaar op termijn zelf hun verzorging en verblijf in een zorgcentrum betalen. Hun (para-)medische en farmaceutische zorg komt voor rekening van de Zorgverzekeringswet. Ik kom op dat bedrag omdat dit ongeveer het pensioen + AOW is van een hoogleraar die veertig jaar in overheidsdienst heeft gewerkt. Verder worden rijke ouderen geacht eerst hun eigen vermogen aan te wenden voorzover dat boven de grens van 150.000 euro uitkomt. Dat is aanmerkelijk gunstiger dan in Engeland waar een grens geldt van ongeveer 50.000 pond.
Opheffen Wlz
In de meeste Europese landen bestaan één wet voor de zorg en één voor de maatschappelijke dienstverlening. In Nederland zijn er drie: de Zorgverzekeringswet, de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Wet langdurige zorg. Dat is er een te veel. Dit leidt tot overbodige bureaucratie en moeizame overgangen tussen die wetten. Ik ben erop tegen de Wlz nu al af te schaffen; dat leidt tot onrust. Het is beter te kiezen voor een geleidelijke overheveling van de Wlz: sommige zorgvormen kunnen naar de Zorgverzekeringswet en andere naar de Wmo. Dat is anders dan het debat van enkele jaren geleden waarin het ging om de Wlz ofwel op te laten gaan in de Wmo ofwel in de Zorgverzekeringswet.
In de komende regeerperiode zie ik kansen voor drie kleine stapjes. De eerste kans betreft de palliatieve zorg. De betaling ervan gebeurt nu uit de drie wetten; betaal die zorg voortaan uit de Zorgverzekeringswet. Dat vermindert volgens mij veel administratief gedoe bij het sterven. De tweede kans betreft het experimenteel betalen van alle gehandicaptenzorg uit de Wmo (en niet meer uit de Wet langdurige zorg). Gemeenten zouden zich als voorhoederegio moeten kunnen aanmelden; zij kunnen hiermee ervaring op gaan doen. Later kan dan verdere implementatie van geslaagde of aangepaste betaalvormen plaatsvinden. De derde kans, die ik hierboven al heb genoemd, is de betaling uit de Zorgverzekeringswet van (para-)medische zorg en medicatie voor bewoners in zorgcentra.
Kwestie van lange adem
Zowel het zelf betalen van verzorging door rijke ouderen als het afschaffen van de Wet langdurige zorg is een kwestie van lange adem. Laten politieke partijen proberen in de komende vier jaar een paar stappen in de goede richting te zetten. Dat voorkomt dat Nederland over acht jaar net als in 2015 in overhaast tempo een aantal nieuwe wetten tegelijk moet invoeren.
Dit is de vijfde aflevering van een serie columns over de verkiezingsprogramma’s van negen zittende politieke partijen. Eerdere afleveringen gingen over overeenkomsten in de programma’s, de concurrentie tussen verzekeraars, het afschaffen van het eigen risico en het dienstverband voor medisch specialisten.