Een opvallend geluid. Een tweetal jonge, enthousiaste huisartsen die met plezier aan de slag willen. Ze hebben duidelijke ideeën over hoe verbeteringen in de huisartsenpraktijk de werkdruk kunnen verlichten. Waar mogelijk de contacten met patiënten digitaliseren. Andere voorstellen: goed samenwerken met het sociaal domein en regionale huisartsenorganisaties om individuele huisartsen met ict, financiën, personeel enzovoorts te ondersteunen. Andere huisartsen(organisaties) leggen het accent op meer tijd voor de patiënt, bijvoorbeeld door verlaging van de normpraktijk (met behoud van inkomen) of verlenging van de consultduur naar 15 minuten.
Vertrouwensband
Er lijken onder huisartsen twee stromingen te zijn. Een deel van de huisartsen pleit voor het faciliteren van de eigen huisartsenpraktijk. Verondersteld wordt dat in een (kleinschalige) huisartsenpraktijk de vertrouwensband met de patiënten gemakkelijker tot stand komt en onderhouden wordt. Vandaar ook de leus: iedere patiënt een eigen huisarts. Die vertrouwensband hoeft nu ook weer niet overdreven te worden. Voor veel patiënten is die band er niet of nauwelijks. Of men hecht er niet zo aan. En het is de vraag of grootschaliger huisartsenpraktijken niet een directe band met de patiënt met de daar werkzame huisartsen zouden kunnen waarborgen. Wel is een directe, vaste relatie met een eigen huisarts een belangrijke pijler van de huisartsenzorg. Het is duur om meer tijd voor de patiënt te realiseren door de normpraktijk te verlagen of de consultduur. Hiermee is al gauw een miljard euro op jaarbasis gemoeid. Om dit én iedere patiënt een eigen huisarts te realiseren zijn al op korte termijn veel nieuwe huisartsen nodig. Die zijn er niet en komen er niet, ook al is de opleidingscapaciteit inmiddels al opgeschroefd. Is het niet handiger de werkdruk van de huisarts te verlichten door haar of hem werk uit handen te nemen? Dat kan door extra ondersteunend personeel te organiseren die taken van de huisarts kan overnemen.
Grootschalige praktijken
Waarom niet méér tijd voor de patiënt realiseren door de organisatie verder te verbeteren? Overwogen zou kunnen worden om de huidige financiële middelen voor organisatie en infrastructuur(O&I) vooral ten goede te laten komen aan grootschaliger praktijken. Er kan financiële ruimte ontstaan voor de daar werkzame huisartsen om minder patiënten te hoeven bedienen. Als voorwaarde kan gesteld worden dat aantoonbaar gewerkt moet worden aan de band tussen de huisarts en bij die specifieke praktijk ingeschreven patiënten. Juist in een grootschaliger organisatie. Om de relatie patiënt-huisarts (iedere patiënt een huisarts) te realiseren en te versterken is het zaak om werken als inval-huisarts in een zzp-constructie (met weinig lasten en veel lusten) te ontmoedigen door snel het vaste dienstverband sterk op te waarderen. Dat geldt trouwens voor meer zorgverleners: psychologen, psychotherapeuten, wijkverpleegkundigen, IC-verpleegkundigen… het is veel te makkelijk om de zorgorganisatie te verlaten en als zzp‘er, soms zonder contract, te gaan werken. Het verstoort het zorgsysteem, de binding met de organisatie en/of met de patiënt. Zorgverzekeraars Nederland deed vorige week een soortgelijke oproep aan het kabinet.
Het is dus zaak van de eerstelijnszorg minder een samenraapsel van individuen en individuele hulpverleners te maken. Ook kan ziekenhuiszorg alleen naar de eerstelijn verplaatst worden (Zorg op de juiste plek) als deze zich krachtiger organiseert. Het beste kan dat in stevige eerstelijnszorginstellingen, maar mogelijk kan het ook in stevig verankerde samenwerkingsverbanden van huisartsenpraktijken. De financiële middelen die over moeten komen uit de ziekenhuissector ten behoeve van de uitdijende eerstelijnszorg zouden deels benut kunnen worden om het inkomen van huisartsen bij minder patiënten op peil te houden. Een interessante optie voor het integraal zorgakkoord?
Regie op toekomstbestendige eerstelijn
Een andere eis van huisartsen aan gemeenten om bij te springen bij de snel stijgende huisvestingskosten van de zorgpraktijken is terecht. Juist om organisatorisch de huisartsen met het sociaal domein te verbinden zouden gemeenten (samen met de zorgverzekeraar) op lokaal en regionaal niveau hierin beter samen kunnen optrekken. Het gaat er niet alleen om de huisvestingslasten voor huisartsen te verlagen maar ook om regie te voeren op een toekomstbestendige infrastructuur van de eerstelijnszorg. Een eerstelijnszorg die samenwerkt met het sociaal domein en meer op preventie gericht is. Er is niets op tegen als gemeenten/zorgverzekeraars op deze manier de gewenste zorgstructuur concreet bevoordelen.
Jammer genoeg heeft VWS de reikwijdte van het Integraal zorgakkoord inmiddels beperkt tot de kosten in het kader van de Zorgverzekeringswet. Een kardinale fout. Om de werkdruk voor huisartsen te verlagen zullen, paradoxaal genoeg, wellicht meer middelen in het sociale domein geïnvesteerd moeten worden. En men kan niet van gemeenten verwachten dat ze een rol spelen in de inrichting en huisvesting van de gewenste zorgstructuur als ze niet nadrukkelijk hiertoe uitgenodigd [of hierbij betrokken] en financieel in staat gesteld worden.
Martien Bouwmans, auteur van Het zorgstelsel ontrafeld
Goed verhaal over organisatie en vertrouwensband. Behalve die controle-reflex uit wantrouwen: ‘Als voorwaarde kan gesteld worden dat aantoonbaar gewerkt moet worden aan de band tussen de huisarts en bij die specifieke praktijk ingeschreven patiënten’.
Goed verhaal Martien! Natuurlijk kan ook in een groter verband een persoonlijke relatie tussen huisarts en patiënt worden behouden, en mensen zullen met een goed georganiseerde eerstelijnsorganisatie ook een vertrouwensband hebben. Om meer samenhang en samenwerking tussen huisarts en sociaal domein te bereiken geloof ik in nieuwe vormen van gezamenlijke huisvesting. In Groningen proberen we dat via het concept van het Gezondheidshuis te bereiken.
Onbegrijpelijk dat u schrijft
Die vertrouwensband hoeft nu ook weer niet overdreven te worden. Voor veel patiënten is die band er niet of nauwelijks. Of men hecht er niet zo aan.
Waar baseert u dat op? Vanuit wmo adviesraden en cliëntenraden weten wij dat de vertrouwensband en de laagdrempelig toegankelijkheid van de huisarts juist een grote rol speelt .
De vertrouwensband speelt zeker voor veel individuele patiënten. Maar voor veel andere “patienten”, die doorgaans niet veel bij de huisarts komen speelt dat niet zo en maakt het hen niet zo veel uit welke huisarts hen helpt als de nood aan de man is. En vanuit huisartsenperspectief: kent de huisarts echt alle bij hem/haar ingeschreven patiënten goed? De “vertrouwensband ” is belangrijk, we moeten proberen de randvoorwaarden daarvoor te creëren, maar ook weer niet overdrijven. Ik schrijf ook: “Wel is een directe, vaste relatie met een eigen huisarts een belangrijke pijler van de huisartsenzorg”