De onderzoeksgroep bestond uit 392 solo-huisartsen. Zij werkten gemiddeld reeds 18,9 jaren als huisarts. Hun praktijkgrootte varieerde van 1544 tot 1935 ingeschreven patiënten. In totaal deden 461.376 patiënten, allen in de leeftijd 25-plus, mee aan het onderzoek.
Psychisch welzijn van huisartsen
De relatie tussen twee indicatoren staat centraal in de studie. De eerste betreft het psychisch welzijn van huisartsen, gemeten met vijf gevalideerde vragenlijsten over onder meer werkvermogen, arbeidssatisfactie, geestelijke gezondheid en burned-out verschijnselen. De onderzoekers combineerden deze uitkomsten tot één begrip: psychisch welzijn.
Eerstelijnsgevoelige opnamen
De tweede indicator betreft de ziekenhuisopnamen die gevoelig zijn voor de sterkte van de eerste lijn. In vakjargon hospitalizations for ambulatory care sensitive conditions. Dit is een internationaal erkende maatstaf voor de kracht van de eerstelijn. Hieronder vallen bijvoorbeeld spoedopnamen voor onder meer longontsteking, urineweginfecties, geperforeerde appendicitis en opnamen voor chronische aandoeningen zoals COPD exacerbaties, diabetes, hypertensie en astma. De onderzoeksgroep registreerde de opnamen zes maanden lang na het meten van het psychisch welzijn van de huisartsen. Voor een beschrijving van de dataverzameling, standaardisering van gegevens en statistische analyses verwijs ik naar het omvangrijke wetenschappelijke artikel.
Minder welzijn meer opnamen
De onderzoeksvraag luidde kortweg: bestaat er een verband tussen de twee genoemde indicatoren? Het antwoord is ja: een lager psychisch welzijn van huisartsen hangt samen met een hoger aantal van deze opnamen per 1000 patiënten. Er vindt met andere woorden omgekeerde substitutie plaats. Het artikel geeft ook aan dat deze eerstelijnsgevoelige opnamen vooral plaatsvinden bij personen uit lagere inkomensgroepen, bij ouderen en bij mensen met meer dan één chronische aandoening.
Betekenis voor Nederland
De kracht van het onderzoek is gelegen in de omvang, de gevalideerde vragenlijsten over psychisch welzijn en het empirisch meten van de opnamen gedurende zes maanden na de metingen bij de huisartsen zelf. Het zou goed zijn de studie in Nederland te herhalen. Laat ik voorlopig ervan uitgaan dat de Deense uitkomsten ook voor ons land gelden. Dan zijn maatregelen als praktijkverkleining, vermindering van administratielasten, introductie van arbeidsbesparende software en verdere beperking van het aantal nachtdiensten voor huisartsen onontkoombaar. Het wordt wel maatwerk: niet elke huisarts-solist heeft behoefte aan al deze maatregelen.