De uitlatingen van de minister komen ‘toevallig’ kort voor de zitting maandag 12 november 2018 in de rechtszaak die Stichting Handhaving Vrije Artsenkeuze is gestart over de vrije artsenkeuze en het recht van ongecontracteerde zorgaanbieders op een reële vergoeding zoals neergelegd in artikel 13 van de Zorgverzekeringswet. De timing van zijn uitlatingen laat zien dat de zorgverzekeraars de minister handig voor hun karretje hebben weten te spannen.
In 2014 wilde de toenmalige minister van VWS, Edith Schippers, ook al de mogelijkheid van patiënten om naar een ongecontracteerde zorgaanbieder te gaan fors inperken. In december van dat jaar stemde de Eerste Kamer evenwel tégen de beoogde wetsherziening van die strekking en tégen de toekenning van meer sturingsinstrumenten aan zorgverzekeraars. Belangrijkste argumenten waren dat de vrije artsenkeuze gehandhaafd diende te blijven, ook voor patiënten met een naturapolis, en dat handhaving van artikel 13 nodig was om verdere scheefgroei van de machtsverhoudingen te voorkomen.
Minister De Jonge dreigt nu toch hetzelfde pad in te slaan dat in 2014 nog dood bleek te lopen. Hij haalt in navolging van ZN vooral de gewenste regisseursrol van de zorgverzekeraars aan. Contractering, zo luidt de redenering, is een voor de hand liggend en door de wetgever beoogd instrument aan de hand waarvan die regisseursrol kan worden uitgeoefend. Ergo: niet-gecontracteerde zorg moet waar mogelijk worden ontmoedigd, te meer nu ongecontracteerde zorgaanbieders zogenaamd bovengemiddeld vaak frauderen, niet doelmatig werken, onvoldoende kwaliteit leveren, veel te duur zijn, enzovoorts.
Onderscheid gecontracteerd en niet-gecontracteerd
Dit betoog gaat allereerst uit van een misleidende tegenstelling: dé gecontracteerde versus dé niet-gecontracteerde zorgaanbieder. De praktijk is niet zo zwart-wit. Veel zorgaanbieders worden namelijk door sommige zorgverzekeraars gecontracteerd maar door andere niet. Met kwaliteit heeft dat vaak weinig tot niets te maken. De reden dat een zorgaanbieder niet gecontracteerd wordt, is veelal dat geen overeenstemming wordt bereikt over het door de zorgverzekeraar opgelegde omzetplafond. Het feit dat een zorgaanbieder vaak slechts deels niet-gecontracteerd is, laat zien dat de suggestie onjuist is dat niet-gecontracteerde zorgaanbieders per definitie ‘duurder’, ‘slechter’ of ‘frauduleuzer’ zijn dan gecontracteerde zorgaanbieders. De bewuste zorgaanbieders zijn immers vaak ook gecontracteerde zorgaanbieders.
Niet-gecontracteerde zorg slechts 1 procent ZVW-omzet
Bedacht dient verder te worden dat de totale zorgkosten in ons zorgstelsel uiteindelijk afhankelijk zijn van de vraag (de zorgbehoefte van patiënten). Uitgaande van een bestaande (vaststaande) vraag naar zorg, zullen zorgkosten hooguit eerlijker verdeeld worden over gecontracteerde en niet-gecontracteerde aanbieders. Er is geen reden om aan te nemen dat de betaling van realistische tarieven aan ongecontracteerde aanbieders zal leiden tot enorme kostenstijgingen. Daarbij dient bedacht te worden dat het niet-gecontracteerde segment relatief klein is (ongeveer 1 procent van de totale Zorgverzekeringswet-omzet) en enkel binnen die 1 procent in de toekomst mogelijk een iets hoger tarief betaald zou gaan worden. De impact van een verhoging van de vergoeding die betaald moet worden aan niet-gecontracteerde zorgaanbieders zal dus beperkt zijn en nauwelijks effect hebben op de totale zorgkosten.
Te veel zorg leveren is geen reden tot afschaffing vrije artsenkeuze
Tot slot biedt het veelgehoorde argument dat ongecontracteerde zorgaanbieders gemiddeld méér zorg leveren dan gecontracteerde zorgaanbieders geen enkele reden om de vrije artsenkeuze dan maar geheel af te schaffen. Zelfs als dit juist zou zijn. Als er in bepaalde sectoren daadwerkelijk ongecontracteerde zorgaanbieders zijn die te veel zorg leveren, dient allereerst achterhaald te worden wat daarvan de reden is. Eventueel onjuist handelen kan via een materiële controle aangetoond worden. Vervolgens kunnen passende maatregelen genomen worden. Het is vrij evident dat het niet logisch is dit probleem aan te pakken via een generieke verlaging van het ongecontracteerde tarief, zoals de minister voor ogen heeft.
Machtsevenwicht is cruciaal voor goede marktwerking
Minister De Jonge doet er verstandig aan de argumenten van de zorgverzekeraars eens kritisch tegen het licht te houden. Dat zorgverzekeraars de vrije artsenkeuze liever kwijt dan rijk zijn, laat zich eenvoudig verklaren. In de ogen van zorgverzekeraars is dit recht immers vooral lastig en zorgt het voor verlies van macht. Machtsevenwicht is echter cruciaal voor het goed functioneren van de markt. Het verder ondermijnen van de positie van ongecontracteerde aanbieders is een gevaarlijke ontwikkeling, die ook aan de belangen van gecontracteerde aanbieders raakt. Laatstgenoemde aanbieders hebben immers geen enkele onderhandelingspositie meer als er geen reële mogelijkheid meer zou bestaan om als ongecontracteerde aanbieder zorg te verlenen. De hoogste tijd dus voor herbezinning!
Koen Mous is advocaat/partner Gezondheidszorg bij Dirkzwager
Iets te snel op Verzenden geklikt:
Het argument dat ongecontracteerde zorgaanbieders meer kosten zouden maken zegt zonder zorguitkomstmeting niets. Misschien leveren zijn wel betere kwaliteit, niet gebonden door omzetplafonds, behandelindexen, etc.
De eerstelijns fysiotherapie laat inderdaad zien dat gecontracteerde fysiotherapeuten steeds minder behandelingen geven, omdat ze bang zijn voor volgend jaar hun hoogste tariefschaal te verliezen omdat de concullega’s ook steeds minder behandelingen geven en de landelijke behandelindexen dalen.
En het probleem dat ongecontracteerde zorgaanbieders meer fraude zouden plegen is ook op andere manieren op te lossen.
De vrije zorgaanbiederkeuze zou alleen mogen worden afgeschaft als:
* er een >behoorlijk< kwaliteitsassessment geïmplementeerd is (daar is nog nauwelijks sprake van);
* duidelijk is dat bepaalde zorgaanbieder beter of kosteneffectiever zijn dan andere;
* er sprake is van machtsevenwicht in de onderhandelingen tussen zorgaanbieders en zorginkopers, i.c. zorgverzekeraars (daar is, als het gaat om kleine zorgaanbieders zo goed als helemaal geen sprake van).
Ik steun dus niet alleen de rechtszaak, de Tweede Kamer zou de minister ook moeten terugfluiten.
Sinds wanneer gaat het nog om argumenten? Het gaat om Macht! Niets meer en niets minder….