Roemeense toestanden
Dat gehandicapten in instellingen niet per se beter af zijn, laat de documentaire Ik ken je zien. De film van MOVED productions brengt de resultaten van tien jaar Arduin in beeld. De situatie in Vijvervreugd, waaruit Arduin voorkomt, werd door het RTL Journaal medio jaren negentig omschreven als ‘Roemeense toestanden’. Gehandicapten hadden geen enkel privé-leven of -bezit. Alleen een bed en een kast in een grote slaapzaal. Bewoners lagen grote delen van de dag op bed te wachten op eten en drinken.
Opgebloeid
Dat Arduin het rigoureus anders wilde, was begrijpelijk. Ontmantelen die instelling, wonen en dagbesteding scheiden. Kleine woonvormen in de wijk en zinvolle dagbesteding. In tien jaar heeft Arduin iets neergezet. Gehandicapten zijn zinvol bezig op een boomkwekerij, drukkerij, manege, et cetera. Veel bewoners zijn daardoor opgebloeid.
Ondersteuning
Wat ging er mis in Twente? Het onder dwang bewoners de wijk in sturen – zoals tien jaar geleden kennelijk is gebeurd – lijkt op een valse start. Community care behelst veel meer dan het sluiten van instellingen en gehandicapten in kleinschalige woonvormen in de wijk plaatsen. Cruciaal is de ondersteuning in de wijk.
Dwang
Dat ouders zich verzetten is begrijpelijk als het in de wijk plaatsen van hun gehandicapte kinderen onder dwang gebeurt. Sommige ouders zijn ervan overtuigd dat hun kinderen beter af zijn in de beschermde omgeving van een instelling. Ze hameren terecht op keuzevrijheid.
Vrijheid
In de discussie naar aanleiding van Twentse Zorgcentra dreigen de vruchten van community care echter buiten beeld te raken. Het is niet zinvol het ene dogma voor het andere in te ruilen. Is het niet mogelijk om per individu te kijken wat het beste is en daarbij de keuzevrijheid te respecteren?
Bart Kiers, redacteur ZorgVisie
Door: Bart Kiers
Reageer op deze bijdrage
Zonder keurmerk vogelvrij Gehandicapten terug naar de bossen “We worden opnieuw het bos ingestuurd?!”. Tussen en op de regels van mijn digitale post klinkt nog regelmatig de echo van de verbijstering die óók mij overviel na het lezen van een krantenartikel over integratie van gehandicapten. Mensen, die zich een weg terug naar het hart van de samenleving banen, treffen de zoveelste beer op hun pad. Ditmaal een opgeblazen zorgbeer uit Almelo. Hij staat wijdbeens te roepen en te gebaren. Zó luid dat zelfs journalisten van de fabeltjeskrant komen aangesneld. “Ik haal er minstens 100 terug naar mijn bos. Het is meer dan duidelijk geworden dat er in de straten van Almelo voor gehandicapten geen plaats is. Integratie is een illusie gebleken, vereenzaming een feit. In mijn bos kunnen’ ze’ weer ongehinderd kwijlen, schreeuwen en zelfs veilig met hun ogen dicht fietsen. Niemand zal zich storen… niemand zal ze meer horen”. De Twentenaar snuift vastberaden. Welke straten tot rampgebied zijn verklaard laat hij nog even in het midden. “De bewoners die geëvacueerd gaan worden, weten namelijk van niets.” Nederland anno 2007. Nog steeds geen garantie dat ál onze kinderen opgroeien in de gemeenschap waar zij het voor het eerst het daglicht aanschouwen. Na het vingertjes en teentjes tellen, begint namelijk het grote wikken en wegen. Als borrelnootjes onder de loep in een Duyvis commercial zullen alleen exemplaren met het Oké keurmerk uiteindelijk delen in de feestvreugde. Kneusjes worden nog steeds in groten getale met witte busjes afgevoerd. Zonder keurmerk, vogelvrij. De Oké-mensen, die de straten van Almelo bewonen, zijn dat dan allemaal horken? Asocialen? Egoïsten? Nee, de waarheid ligt anders. Ik baseer me daarbij op de mening van een drietal deskundigen. De eerste deskundige is 8 jaar en staat in de hal van een zwembad te wachten tot de poortjes naar de kleedkamers opengaan. Een enorme hoeveelheid zogenaamde doelgroepzwemmers tuimelt uit aan- en afrijdende busjes. Terwijl de hal van het zwembad langzaam in een heksenketel verandert, kruipt de deskundige onder mijn jas. Zachtjes fluistert ze omhoog “niet leuk, dit zijn er gewoon teveel tegelijk”. De andere twee deskundigen hoor ik op de radio. Ze geven hun reactie op de noodsituatie in Almelo. Eigenlijk komt hun betoog in grote lijnen neer op dat van de eerste deskundige. Mensen, ja ook die in Almelo, zijn best bereid om hun buur – die misschien op het eerste gezicht buiten hun pulletje valt – de hand toe te steken. Maar wanneer de straten onverwacht vollopen met anders, kruipen ze weg. En ja, daar heeft zorgbeer een punt; zó wordt integratie een illusie en vereenzaming een feit. Door alle peperdure plannen, projecten en discussies is de integratie van mensen met een handicap tot een ingewikkeld en lucratief probleem verworden dat de meest voor de hand liggende oplossing bedekt. Integratie is in feite niets meer dan een natuurlijk proces. Dat wil zeggen; wanneer iedereen vanaf zijn of haar eerste kreet, hoe deze ook moge klinken, verzekerd is van een respectabele positie binnen eigen gemeenschap. Niks ingewikkeld. We kunnen vandaag nog beginnen. Iedere ooievaar een Oké keurmerk. Wat ie brengt is goed genoeg en mag blijven. April 2007 Jacqueline Nijssen
Jacqueline Nijssen Stichting IederAlles zaterdag 21 april 2007
De roemeense toestanden die u beschrijft zijn in andere terreininstellingen niet te vinden . Ze golden specifiek voor Vijverberg. Geen wonder dat ouders blij waren toen hun verwanten in huizen neergezet werden met lichte verf ,met ramen waar je doorheen kon kijken, niet met velen op een slaapzaal etc. Doch bij Arduin is geen keuzevrijheid. Wonen in de samenleving is het adagium. Toen ik daar aan een begeleider bij een zorgboerderij vroeg : wat gebeurt hier als een epilepticus een insult krijgt was het antwoord : “tja , we zijn bezig de begeleidsters ( vroegere poetsvrouwen”een spoedcursusje te geven voor dat soort zaken. Mijn zoon woont op een terrein van 40 Ha , heeft daar zijn dagbesteding en fietst daar heel wat af,vrij als hij is omzelfstandig de deur uit te gaan. En dat is één van de grote voordelen van een beschermend terrein. Aan de rand van het dorp en niet in de bossen.Met dagbesteding en werk op en buiten het terrein . Je kunt kiezen !
Casimir Hulst woensdag 18 april 2007
Prima commentaar Bart. Kennelijk is het lastig om ondersteuning voor mensen met verstandelijke beperkingen buiten primitieve dogmatische denkkaders te houden. Nieuwe professionele – evidence based – denkkaders bestaan inmiddels ruim 15 jaar en leggen de nadruk op het onderkennen van individuele ondersteuningsbehoeften en op strategieën om daar vervolgens individuele antwoorden op te ontwikkelen. De discussie in termen van ‘de wijk of de instelling’ getuigt nog van een categoraal denkpatroon alsof er een soort generale ‘oplossing’ zou (moeten) bestaan voor ‘dat soort mensen’. Dit denken is gelukkig een gepasseerd station. E.e.a. neemt niet weg dat er mensen met verstandelijke beperkingen ongelukkig kunnen zijn met hun huidige manier van wonen / leven. Dit is uiteraard aanleiding om aan hun situatie(s) iets te doen. Maar niet op een categoriale of dogmatische maar op een professionele manier.
Wil Buntinx woensdag 18 april 2007