Aan oprecht goede bedoelingen is geen gebrek. Dat zien we bijvoorbeeld in de recente Kamerdebatten over de jeugdzorg en de jeugdbescherming, maar ook in alle plannen die de afgelopen jaren zijn gemaakt in de sector. De nood is hoog. Ik zie kritische Kamerleden die heel graag iets aan de huidige praktijk willen veranderen. Maar veel van wat ze vervolgens voorstellen, brengt dat doel niet dichterbij. Met oplossingen, waarin het accent ligt op de maakbaarheid en afdwingbaarheid van veranderingen, beteugelen zij vooral hun eigen onmacht. Want er zijn geen quick fixes. Als die er waren geweest, hadden die allang gewerkt. In het jeugddomein gaat het om een collectieve en morele veranderopgave, waar iedereen een bijdrage aan te leveren heeft. Het nog langer ontkennen van deze opgave zal de crisis in de jeugdzorg alleen maar verdiepen.
Veranderprocessen zijn taai
‘What is needed is something different, something larger. Man’s attitude towards the world has to be changed’, schreef de Tsjechische schrijver en politicus Václav Havel in 1992. Als het systeem vastloopt, hebben we volgens hem iets anders, iets groters nodig dan nieuwe stelsels die gestoeld zijn op het geloof dat de wereld een machine is waar we een gebruiksaanwijzing voor kunnen schrijven.
Ook uit de geschiedenis van stelselwijzigingen in de jeugdzorg weten we dat ze op zichzelf geen enkele garantie bieden voor een betere kwaliteit. Meestal waren ze een reactie op de ongunstige effecten van een eerdere stelselwijziging zonder dat de onderliggende overtuigingen ter discussie werden gesteld.
We weten ook dat echte veranderprocessen taai zijn. Ze vragen moed, vasthoudendheid en het verdragen van ongemak. Veranderen is doen: op pad gaan als je wel weet waar je heen wilt, maar nog niet precies hoe je daar kunt komen.
Plan B
Wat me opvalt, is dat bevlogen en betrokken politici en bestuurders nog steeds hoge verwachtingen hebben van formele oplossingen. Als de hervormingsagenda jeugd er niet snel komt, vraagt men om een Plan B: het van bovenaf forceren van een oplossing; een soort stelselwijziging dus. Maar zorgt dat er niet vooral voor dat professionals én gezinnen, zorgorganisaties en beleidsmakers zich voor de zoveelste keer moeten bezighouden met tijdrovende zaken die niet passen bij waar het echt om draait: ervoor zorgen dat kinderen en jongeren kansrijk opgroeien?
Samen lerend ontwikkelen
Opvoeden en opgroeien is meebewegen met het kind en samen met vallen en opstaan leren hoe je met persoonlijke en maatschappelijke uitdagingen kunt omgaan. Ook het stelsel voor jeugdzorg en jeugdbescherming zal beter werken als organisaties, gemeenten en de landelijke overheid hun rol in de gemeenschappelijke opgave pakken: kaders stellen en het veld de ruimte geven om daarbinnen samen lerend aan de slag te gaan. Het gaat dus om parallelle processen: zoals de professional iets aan het gezin toevoegt, steunt de zorgbestuurder de professional, maakt de wethouder lokale beleidskeuzes die daarop aansluiten, en biedt de landelijke overheid binnen de gestelde kaders, inhoudelijke en financiële rugdekking. Dat is de enige manier om samen focus te houden op de gewenste verandering en stagnaties te voorkomen.
Wat werkt
Het vraagt moed en vasthoudendheid om belemmerende patronen in ons eigen gedrag te erkennen, samen voor een opgave te gaan staan en los te laten waar we geen invloed op hebben. Om het geloof in een ei van Columbus op te geven. Ik zie in de praktijk gezinnen, professionals, bestuurders en beleidsmakers die dat echt doen. Zij zijn bereid om op spannende momenten over de eigen schaduw te stappen om samen verder te komen. Dat vraagt veel van iedereen. Maar het kan en werkt.
Anita Kraak, Nederlands Jeugdinstituut, auteur van ‘Samen bereiken wat niemand alleen lukt