De Well-Being Award voor de GGZ stond dit jaar in het teken van ‘duurzame ambulantisering’. Een mooie term voor nieuwe psychiatrie, waarmee bedoeld wordt dat een behandeling zo weinig en zo kort mogelijk binnen de muren van een zorginstelling moet plaatsvinden. Behandelen gebeurt gewoon thuis, of in een open inloopcentrum zoals De Strandloper in Den Haag. Dit innovatieve project van De Jutters won zowel de eerste prijs en als de publieksprijs. Dit project is zo ambulant dat er nauwelijks nog sprake is van verblijf. En dat is veel beter voor het welzijn van de cliënt.
Succesvol ambulantiseren
Er werden mooie en innovatieve projecten gepresenteerd van zowel grote als kleine organisaties, en de winnaars van de eerste, tweede en derde prijs maakten duidelijk dat ‘nieuwe psychiatrie’ er echt anders uitziet dan de ‘oude’. Deze drie prijswinnaars vulden elkaar prachtig aan. Omdat ambulante behandeling thuis niet altijd mogelijk is heeft GGzE naar menselijke maatstaven een High & Intensive Care ontworpen en gebouwd. Je kunt pas veilig en succesvol ambulantiseren als er ook een vangnet is voor de echt moeilijke momenten. Bovendien zijn er cliënten die veel meer tijd en aandacht nodig hebben voordat ze weer in een normale woonomgeving kunnen terugkeren. Als dat al lukt. Voor deze doelgroep ontwikkelde GGNet een speciale wijk op het eigen terrein: De Meent.
Ingrijpende aanpassingen
Het werd ook heel duidelijk dat deze projecten alleen succesvol kunnen zijn als er een intensieve samenwerking is tussen behandelaars, verpleegkundigen én facilitaire afdelingen. Dat wil zeggen: samen met de cliënt, want die houdt zijn regie zelf in handen. Tijdens dit congres zagen we dus de voorhoede van de toekomstige GGZ in Nederland. Het is duidelijk dat er nog veel werk te doen is en vooral ook dat het werk, de organisatie en de gebouwen er heel anders gaan uitzien, met echt ingrijpende aanpassingen op facilitair gebied.
Facilitaire organisatie niet meer herkenbaar
In de eerste plaats moeten medewerkers dus heel anders met cliënten omgaan. De cliënt houdt de regie (uiteraard met uitzonderingsituaties) en medewerkers moeten zeker niets uit handen nemen. Dat klinkt eenvoudig, maar in de praktijk valt het nog niet mee om alleen te helpen als dat gevraagd wordt. Hiervoor zijn trainingsprogramma’s echt nodig. Daarnaast valt ook op dat voor alle functies een brede taakopvatting gebruikt wordt. Weinig taakdifferentiatie dus en dat betekent ook dat de facilitaire organisatie niet erg herkenbaar meer is. Het ‘facilitaire’ werk gebeurt natuurlijk nog steeds, maar een separate organisatie daarvoor verdwijnt grotendeels.
Medewerkers willen niet meer terug
De nieuwe organisatievormen komen ook terug in de huisvesting. Kantoren verdwijnen want administratieve werkzaamheden gebeuren gewoon in algemene ruimtes. Medewerkers en leidinggevenden zijn daardoor altijd toegankelijk en weten zelf ook beter wat er gebeurt. Papieren en ordners maken plaats voor beeldschermen en digiborden en ook de structuren van het gebouw zien er anders uit. Na een lastige overgangsperiode willen de medewerkers die zich hebben aangepast aan deze manier van werken niet meer terug.
Belangrijk winstpunt
Het welzijn van de cliënt neemt dus sterk toe door intensieve samenwerking, integratie van functies, taken en afdelingen, regie bij de cliënt en een nieuwe inrichting van administratie en het gebouw. Ook het behandelresultaat verbetert sterk. Wat willen we nog meer zou je zeggen, maar er is nog een belangrijk winstpunt te noemen. Ook het welzijn van de medewerker neemt sterk toe. Het nieuwe werken in de zorg komt in een volgende fase.
Groot probleem in de hedendaagse instellingen is dat het op papier allemaal prima lijkt, met nietszeggende awards als label daarvoor, maar dat echt inhoudelijk en professioneel goed werken steeds lastiger wordt. Dit door alle tijd en geld die gaat naar overhead, controlesystemen en dit soort fratsen, en dat komt dan nog bovenop de krimpende budgetten en tarieven.
Geachte heer Wielinga,
Het is geenszins de bedoeling met u een discussie aan te gaan. Echter, het behalen van een award lijkt mij geen professionele indicatie dat iets werkt zoals veronderstelt wordt dat het werkt.
Derhalve zou ik graag aan de hand van gedegen longitudinaal wetenschappelijk onderzoek een onderbouwing krijgen van uw conclusie dat het welzijn van de cliënt sterk is toegenomen door intensieve samenwerking, integratie van functies, taken en afdelingen, regie bij de cliënt en een nieuwe inrichting van administratie en het gebouw, dat het behandelresultaat sterk verbetert is en dat het welzijn van de medewerker sterk toegenomen is als gevolg van het ‘nieuwe werken’ (wat is hier de definitie van?).
Uit de praktijk bereiken mij inmiddels talloze verhalen dat dit maar in een beperkt aantal gevallen bewaarheid blijkt, en dat de negatieve effecten van dit ‘nieuwe werken’ cq ‘nieuwe psychiatrie’ zich pas nu beginnen uit te kristalliseren. De geluiden die mij vanaf de werkvoer bereiken over deze negatieve effecten voor met name een groot deel van de clientèle en de behandelaren (mitsdien u hier niet de medisch behandelaren bedoeld is het overigens niet nodig de verpleegkundige apart te benoemen, mitsdien u wel de medisch behandelaren bedoeld dient u een hele opsomming van andersoortig behandelaren te geven waaronder b.v. psychologen en de diverse soorten therapeuten) op de vloer doen mij in ieder geval vrezen voor de toekomst.
Geachte anonieme schrijver nr 99. Het is me bekend dat ook verpleegkundig specialisten behandelaar zijn en welke rol zij hebben. Ik vind het jammer als de tekst van deze blog bij u de verkeerde indruk heeft gewekt.
Voor een inhoudelijke onderbouwing van de keuzes die de jury van de Well-Being Award heeft gemaakt verwijs ik u graag naar Ben Lijten (voorzitter van de jury, verpleegkundig specialist en vice-voorzitter V&VN VS) of Rembrandt Zuiderhoudt (dagvoorzitter en psychiater/psychotherapeut).
Mijn blog gaat overigens met name over de organisatorische gevolgen van ambulantisering en de samenwerking van alle betrokken partijen. Een inhoudelijke discussie over mijn veronderstellingen en conclusies ga ik graag met u aan. Vriendelijke groet, Carel Wielinga
Geweldig dat consultants zoals dhr Wielinga niet gehinderd door enige kennis van zaken, zo weet hij bijvoorbeeld schijnbaar niet dat verpleegkundig specialisten ook behandelaar zijn, altijd precies weten hoe het in bepaalde sectoren anders en beter moet. Om dit te vervolgens te staven met vooronderstellingen en uitkomsten die op geen enkele wijze nader onderbouwd worden. Make belief in optima forma!