In de tachtiger jaren waren rond de 20 ambtenaren in Den Haag belast met het jeugdzorgbeleid, in de negentiger jaren – toen de provincies het voor het zeggen kregen – werden dat er 200 en nu zijn het er ongeveer 2000 die in hun gemeente belast zijn met dit dossier. De uitvoeringskosten voor de gemeenten bedragen ongeveer 3 procent. Dit bedrag komt boven op de bezuiniging van ongeveer 15 procent die het rijk doorgevoerd heeft.
Voor de instellingen wordt de administratieve last verder opgedreven: 2000 ambtenaren vragen tenslotte meer dan 20. De administratieve lastendruk was in de ggz al 20 procent. Dat staat gelijk aan een bedrag van 1 miljard euro per jaar! Natuurlijk blijft administratieve verantwoording nodig, maar als we deze last met de helft zouden terugdringen besparen we 500 miljoen euro. Aanmerkelijk meer dan het totale bedrag dat nu op de jeugdzorg bezuinigd wordt.
Betere kwaliteit
De kwaliteit van dezelfde jeugdzorg is in de afgelopen decennia behoorlijk verbeterd. We weten beter wat wel en niet werkt. Kinderen worden meer en meer ambulant behandeld, de effectiviteit is duidelijk vooruitgegaan, de wetenschap speelt een veel grotere rol en er wordt beter samengewerkt tussen de instanties. Dat laatste is soms moeilijk te geloven als er weer eens een gezinsdrama in het nieuws komt. Bij zo’n nieuwsitem valt op dat in diezelfde achterliggende periode het publieke en dus ook het politieke sentiment over de jeugdzorg snel kan veranderen.
In 1988 kwam de zogeheten Bolderkar-affaire in het nieuws. Heel Nederland sprak schande van het feit dat kinderen veel te snel uit huis werden geplaatst. Ruim tien jaar later werden we opgeschrikt door de drama’s rond het meisje Savannah, het meisje van Nulde en de zes kinderen die bij een brand in Roermond om het leven kwamen. Heel Nederland viel over de jeugdzorg heen; men vond dat kinderen veel te laat uit huis geplaatst werden. Zo snel kan het dus veranderen.
Gigantische gevolgen
Drie weken geleden was de Week tegen Kindermishandeling. 119.000 kinderen worden in ons land emotioneel, fysiek of seksueel mishandeld. Dat is 3 procent van alle kinderen: minstens 1 in elke klas. Met dat aantal kunnen we 4 PSV-stadions vullen: alleen maar met kinderen die mishandeld worden! De gevolgen zijn gigantisch: al deze kinderen lopen veel meer kans op psychiatrische stoornissen (depressies, angststoornissen). Ook hebben ze een verhoogd risico om hun eigen kinderen te gaan mishandelen.
Kindermishandeling kost de samenleving behalve aan menselijk leed 1 miljard euro. Als je een mishandeld kind vraagt wat het allerergste is dan antwoordt vrijwel ieder kind: het zwijgen is het meest pijnlijk.
Over tot de orde van de dag
De Week tegen Kindermishandeling is voorbij en we gaan weer over tot de orde van de dag. Het dreigende terrorismegeweld houdt ons meer bezig dan het geweld tegen een kind achter de voordeur ergens in onze straat. Dat is toch merkwaardig? De overheid stelt terecht concrete doelen om allerlei maatschappelijke problemen te verminderen, zoals minder verkeersdoden en gewonden, terugdringing van de criminaliteit, zorgen voor een schoner klimaat et cetera, et cetera. Maar als het gaat over kindermishandeling wordt geen enkel concreet doel gesteld. Terwijl dat nu net heel hard nodig is. Want de cijfers stijgen.
In 2010 lag het cijfer nog op 107.000, de laatste 4 jaar is dat aantal met 10 procent gestegen. Natuurlijk wordt kindermishandeling wel genoemd in al die gemeentelijke stukken, maar nergens staat een concreet doel vermeld. Waar is de wethouder die durft te stellen dat in zijn gemeente het aantal mishandelde kinderen in 4 jaar tijd met de helft omlaag moet? En dat hij daar onder andere met de jeugdzorg voor gaat zorgen? Dat zou de nieuwe focus moeten worden. Concrete doelen en concrete resultaten.
Meldingsplicht
Als het lukt om het aantal mishandelde kinderen fors te verlagen, en dat kan met de kwaliteit die voorhanden is, dan hoeven we elk drama niet meer aan te grijpen om weer een decennium te blijven praten over organisatie, zeggenschap en geld. Dan hoeft de geschiedenis zich niet te blijven herhalen. Maar dan moeten de wethouder én de minister durven opstaan en zeggen: ‘Als we het normaal vinden een stoplicht te plaatsen voor een kruispunt waar eerder doden gevallen zijn, dan moeten we het ook normaal gaan vinden een meldingsplicht in te voeren voor kindermishandeling’.
Natuurlijk behandelt de jeugdzorg ook kinderen die niet mishandeld worden en dat loont zich ook. Toch krijgen nog steeds veel kinderen niet of te laat de juiste hulp. Geld is niet het probleem. We geven het nu al uit maar aan de verkeerde dingen. We mogen niet aan de zijlijn blijven staan, want zwijgen over wat je weet is het meest pijnlijk. Toch?
Joep Verbugt, voorzitter raad van bestuur GGZ Eindhoven en voorheen RvB Bureau Jeugdzorg Limburg