Bij misstanden in de zorg worden meerdere begrippen op een hoop gegooid: gebrek aan integriteit, fraude, corruptie. Ook in antwoord op Kamervragen over de Isala-casus maakt minister Helder geen onderscheid tussen fraude en corruptie. Die begrippen hebben echter niet dezelfde betekenis.
Fraude
Fraude in de zorg heeft betrekking op misbruik van verzekeringsgelden. Een zorgaanbieder declareert bijvoorbeeld een prestatie die niet geleverd is en beoogt daarmee financieel voordeel te behalen, ten koste van de patiënt of de ziektekostenverzekeraar. Ziektekostenverzekeraars en de NZa hebben instrumenten om fraude tegen te gaan. Fraude kan ook leiden tot strafrechtelijke vervolging of een bestuursrechtelijke boete.
Corruptie
Bij corruptie krijgen personen werkzaam bij zorgaanbieders steekpenningen aangeboden (of vragen daar zelf om), om in ruil daarvoor bepaalde zaken te doen of te laten. Dat gaat ten koste van de zorgaanbieder, en uiteindelijk ook van de kwaliteit van en toegang tot de zorg. Corruptie door zorgverleners raakt de vertrouwensrelatie tussen de patiënt en de arts. De patiënt gaat ervan uit dat de zorgverlener een afweging maakt op basis van zijn professionele beoordeling. Wanneer die inhoudelijke beoordeling wordt vermengd met zakelijke of persoonlijke overwegingen, tast dat de behandelrelatie aan. De brief van Hartpatiënten Nederland benoemt dat.
Integriteit
Naast fraude en corruptie wordt gehamerd op het belang van integriteit in de zorg. Integriteit is een veelomvattender begrip dan fraude of corruptie. Opeenvolgende kabinetten kondigen het Wetsvoorstel integere bedrijfsvoering zorgaanbieders aan, maar het is nog niet erg duidelijk wat daarin komt te staan.
Risico?
Loopt de zorg risico? Besteedt de FIOD er terecht aandacht aan? Experts menen van wel (zie aanbevelingen en het FD-artikel). Zij wijzen op de complexiteit van het zorgstelsel, het grote aantal actoren betrokken bij transacties, informatie-asymmetrie tussen arts, patiënt, verzekeraar en zorginstelling, het gebrek aan zicht van het ziekenhuis op de activiteiten van de medisch specialisten, de grote financiële belangen en de imperfecte en geglobaliseerde markt voor medicijnen en medische apparatuur.
Gedragscodes
De zorgsector onderkent de risico’s zelf ook. Daarom zijn er gedragsregels en codes die integer handelen beogen te bevorderen. Er is voor geneesmiddelenreclame bijvoorbeeld een gedragscode die een verantwoorde samenwerking tussen de farmaceutische industrie en degenen die voorschrijven of ter hand stellen beogen te bevorderen. Van groot belang is ook de Gedragscode Medische Hulpmiddelen (GMH), die gedetailleerde regels bevat over het voorkomen van ongewenste beïnvloeding, en in het verlengde daarvan regels over de documentatie van interacties tussen zorgprofessionals en leveranciers. Daarbij horen ook interne meldplichten, en externe registers zoals het Transparantieregister Zorg. Ook binnen instellingen zijn er waarborgen in de vorm van gedragsregels of meldplichten.
Tipgevers
Alle wetten, codes en gedragsregels ten spijt, er zullen altijd mensen zijn die de wet overtreden. De FIOD hoopt op tipgevers om strafrechtelijke onderzoeken te kunnen opstarten. Die tips kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op vraagtekens bij bepaalde leveranciers of inkoopprocessen.
Voordat de FIOD daarover getipt wordt, zouden zorginstellingen echter ook zelf al het nodige kunnen doen. Zorginstellingen doen er dan ook goed aan te zorgen dat tipgevers zich vrij voelen intern mogelijke misstanden te melden. Dat voorkomt wellicht al onnodige aandacht van opsporingsinstanties.
Meldingsprocedure
Melden moet dan wel zin hebben. Daarvoor is een toegankelijke, effectieve interne procedure voor dergelijke melders nodig. Belangrijker nog zijn de kennis en middelen om dergelijke meldingen daadwerkelijk te onderzoeken. Waar nodig moeten zorginstellingen ook verbeteringen doorvoeren en misstanden aanpakken. Dat vergt bovenal een cultuur die toelaat dat meldingen worden gedaan en effectief worden opgevolgd. Dat is een bestuursverantwoordelijkheid.
Risicobeheersing
Zorginstellingen willen uiteraard voorkomen dat strafrechtelijke onderzoeken door de FIOD en het openbaar ministerie noodzakelijk zijn. Dat vergt allereerst (voor zover nog niet aanwezig) bewustwording van de genoemde algemene corruptierisico’s en bekendheid met de regels die gelden ter voorkoming daarvan. Dergelijk besef leidt vervolgens tot kennis van de specifieke processen waarbij die risico’s zich manifesteren, en voldoende robuuste procedures om die risico’s te beheersen, bijvoorbeeld bij de omgang met leveranciers. De documentatie- en transparantieverplichtingen uit de GMH zijn daarbij een belangrijk fundament. Dat stelt zorginstellingen in staat om misslagen te voorkomen en deels zelf te herstellen. Uiteraard moet iedereen die bij kwetsbare processen betrokken is, daarvan doordrongen zijn. Dat voorkomt corruptie, en bespaart de zorg de schade van strafrechtelijke onderzoeken.
Hopelijk is het onderzoek bij Isala en de aankondiging van de FIOD voor zorginstellingen dus een waarschuwing – en geen start van een trend.
Door: Vincent de Bruijn, advocaat bij AKD Benelux Lawyers