Een scherpere selectie aan de poort is een relevant onderdeel van de oplossing: wie heeft echt medisch-specialistische zorg nodig en wie is geholpen met generalistische zorg of een zelfzorgadvies? Huisartsen zijn het eerste aanspreekpunt voor patiënten en daarmee dé beroepsgroep die de doorloop naar het ziekenhuishuis op een verantwoorde manier kan indammen. Maar dan moeten we wel op een veilige manier ‘nee’ kunnen verkopen als dat nodig is.
Triage
Huisartsen vervullen hun poortwachtersfunctie nu al geweldig. We lossen als beroepsgroep 94 procent van de medische zorgvragen op voor 6 procent van het zorgbudget. Dat doen we middels triage. Als een patiënt contact opneemt met een klacht bepalen we eerst de ernst en de urgentie. Moet iemand echt worden gezien, en zo ja, moet dat direct vandaag? Als de patiënt gezien moet worden, kijken we vervolgens secuur of we het probleem zelf op kunnen lossen of dat de patiënt een doorverwijzing naar het ziekenhuis nodig heeft.
Zo’n doorverwijzing doen we niet zomaar. Een bezoek aan het ziekenhuis is ongeveer zes keer zo duur als een consult bij de huisarts. En sturen we een patiënt onnodig naar de tweede lijn? Dan moet iemand die echt ziekenhuiszorg nodig heeft langer wachten.
Meer tijd voor de patiënt
Die triage van de huisarts moet de komende jaren flink scherper. Enerzijds vanwege de vergrijzing, die een toename van reële zorgvragen met zich meebrengt, anderzijds vanwege ‘Meer tijd voor de patiënt’. Een consult bij de huisarts wordt daardoor immers langer. Dat komt de kwaliteit van zorg ten goede en leidt ongetwijfeld tot minder doorverwijzingen naar het ziekenhuis, maar het betekent ook dat de huisarts zelf minder patiënten kan zien.
De huisarts is zich zeer bewust van zijn verantwoordelijkheid naar patiënt en samenleving, en doet er daarom alles aan een steeds betere selectie te maken. Het tekort aan bekwame doktersassistenten helpt wat dat betreft niet. Veel huisartsen experimenteren daarom tegenwoordig met digitale triage.
Voor de Tuchtraad
Huisartsen pakken dus hun rol, maar lopen tegen twee problemen aan. De samenleving verwacht een foutmarge van nul en sommige patiënten (en hun naasten) zijn ongeduldig of hebben moeite het oordeel van de huisarts te accepteren. Ga je als huisarts één keer de fout in met je steeds scherpere triage, of valt een afgewezen verzoek niet goed, dan kun je zomaar voor de Tuchtraad eindigen. Zelf weet ik daar helaas alles van.
In 2021 werd ik aangeklaagd door het Regionaal Tuchtcollege. Pas anderhalf jaar later werd ik geheel vrijgesproken. Anderhalf jaar lang slapeloze nachten, contact met advocaten en gemiste inkomsten. En waarom? Ik weigerde, tegen de wens van de familie, een stervende vrouw met een ambulance naar het ziekenhuis te sturen voor een centraal infuus. Een reis en een ingreep die alleen maar ellende zouden opleveren voor de patiënt.
Tuchtzaken zoals de mijne zijn er tientallen keren per jaar. De patiënt of de familie wil iets dat niet reëel of zelfs schadelijk is in de ogen van de arts, waarna een weloverwogen ‘nee’ een eindeloos proces bij de Tuchtraad in gang zet. Dat beïnvloedt niet alleen de betrokken dokter negatief, de gehele beroepsgroep raakt erdoor geïntimideerd. Als er weer een dergelijke zaak gepubliceerd is in Medisch Contact proef je de onrust in de appgroepen. Dat werkt defensieve geneeskunde in de hand, precies wat we niet nodig hebben.
Tijdens de Covid-jaren zagen we een scherpe daling in het aantal tuchtzaken, terwijl er toen vaak ‘nee’ werd verkocht door artsen. Nu het applaus voor de zorg is verstompt, zet helaas de stijging alweer in. Ik praat hier regelmatig over met verzekeraars en zorgbestuurders. Zij snappen het probleem, schrikken soms van de voorbeelden, maar kunnen niets doen omdat het Tuchtcollege een onafhankelijk orgaan is.
Invulling Tuchtrecht
Natuurlijk moet het Tuchtcollege onafhankelijk blijven. Het in 1928 opgerichte instituut beschermt de rechten van patiënten en draagt bij aan de kwaliteit van zorg. Maar de huidige invulling werkt contraproductief. Het leidt ertoe dat huisartsen volledig moeten bouwen op hun communicatieve vaardigheden bij het maken van steeds moeilijkere afwegingen. En dat het zwaard van Damocles altijd boven hun hoofd bungelt als de interactie met de patiënt of de familie niet soepel verloopt.
Het zou daarom verstandig zijn als alle betrokken instituties met elkaar in gesprek gaan over een toekomstbestendige invulling van het tuchtrecht: eentje die huisartsen op een helderde manier houvast biedt bij het vervullen van de poortwachtersfunctie. Het juridische ijs is voor mijn beroepsgroep nu te glad om een noodzakelijke cultuurverandering in de zorgconsumptie voor elkaar te krijgen.
Door: Sophie Brühl, huisarts en medeoprichter van Buurtdokters