Het is niet verbazingwekkend dat de uitvoeringspraktijk vooroploopt wanneer het gaat om aanpassingen en het anders inrichten van de zorg. Ze moet wel. Al voor de covid-pandemie was de druk voelbaar op de arbeidsmarkt. Vooral in de ouderenzorg zien we een hausse aan veranderingen die de druk op de zorg moeten verlichten. Denk aan het reablementprogramma. Het is vandaag al een race tegen de klok, met niet alleen de druk op de arbeidsmarkt, maar ook door kostenstijgingen, lastendruk en een vastlopen van de marktwerking in de zorg. Zorgbreed geldt een nieuw adagium: zelf- en samenzorg, netwerk, mantelzorg, buurt, wijk, vrienden, clubs, alles en iedereen en dan samen met professionals.
Dat is overigens met medische zorg beduidend minder eenvoudig, al verschuiven ook daar de panelen: meer en meer wordt gekeken naar wat een aangepaste of directe omgeving kan, mits voldoende geïnstrueerd en gefaciliteerd. De IGJ heeft daarbij, wat wel en niet ‘mag’ of kan, voor mantelzorgers en vrijwilligers een hanteerbaar kader geformuleerd. Er kan meer dan we denken.
Verbreden is een vanzelfsprekendheid
Inmiddels is het verbreden, of verleggen van de zorg naar het netwerk in alle visie- en beleidsstukken van zorgorganisatie, ook binnen gehandicaptenzorg, ggz en jeugdzorg vanzelfsprekendheid geworden.
Waar de praktijk al vanuit de harde werkelijkheid aan het ‘aanpassen’ was, gebeurt dat ook vanuit de overheid in programma’s als GALA, WOZO, IZA, met passende zorg, of MGZ. Met deze grote programma’s is de praktijk weerbarstiger: de ‘systeemdomeinen’ welzijn en zorg zijn niet zo eenvoudig te verbinden. Huisartsen staan bijvoorbeeld voor onmogelijke opgaven. Bovendien ontbreken hier de noodzakelijke financiële middelen om deze verbindingen niet alleen tot stand te brengen, maar vooral ook te borgen.
De hoofdrichting was echter van meet af duidelijk: zorg moet naar de samenleving.
Sociale innovatie
Deze beweging wordt maatschappelijk versterkt door burgerinitiatieven. Een veranderproces van onderop. Gezondheid staat daarin centraal, in plaats van ziekte. Burgers die ook wel zien dat het zo niet door kan gaan en ontwikkelen daarvoor tal van ideeën en praktijken om zelf zoveel mogelijk aan de slag te gaan: hofjes als naobuurschap, wijk- en buurtnetwerken, of voorzorgcirkels, om er maar een paar te noemen. Movisie heeft er zo’n kleine 2000 in beeld en stimuleert burgerschapsinzet. Het gaat dan om vormen van sociale innovatie, ontwikkeling van ‘zorgzame gemeenschappen’, met oog voor wat er leeft aan een diversiteit van ondersteuningsvragen. Naast technologische innovatie leeft de hoop dat sociale innovatie mogelijk een grotere impact heeft.
Professioneel en informeel
Organisaties zetten in op een verbinding van professionele en informele zorg. Omgekeerd is dat minder het geval, opmerkelijk genoeg. Kennisorganisaties als Vilans en Movisie, maar deze zeker niet uitsluitend, zetten zich in om de voorwaarden die daarvoor nodig zijn in beeld te brengen en oplossingen aan te reiken voor een veranderend omgaan met elkaar.
De grens tussen formele en informele zorg wordt, zoekend naar mogelijkheden, van beide kanten, ook al is dit schoorvoetend, overgegaan. Je zou ook kunnen zeggen: het is wennen, een ‘wegwijzer’ is er al. Ergo: de mogelijkheden zijn er en worden meer en meer ter hand genomen!
Stelsel- en systeemontremming
Er wordt behoorlijk geschopt tegen het huidige zorgstelsel en de systemen waarop we dit hebben ingericht: het remt alle vernieuwing en staat haaks op wat er nodig is, nu al! Er worden bepaald geen rigoureuze stappen gezet om ons stelsel om te gooien, geen revolutie van enige omvang. Maar ondanks de remmende werking ervan, wordt gepoogd om ons niet door stelsel en systeem te laten bepalen. Er wordt gemorreld en gesleuteld aan bestaande mechanismen als marktwerking, verantwoordingsdruk en wet- en regelgeving. Dat gaat mondjesmaat, eerlijk gezegd. Het hangt nog teveel af van wie het lef heeft en wie oog heeft voor de noodzakelijke innovaties en daarop wil doorpakken. Een remmende werking ligt tenslotte ook bij de zorgorganisaties en instituties zelf: alsof hun eigen continuïteit voorop staat. Daar gaat het uiteraard niet om.
Hoop
Er is zonder meer hoop te putten uit de initiatieven die in de praktijk van de zorg plaatsvinden en de sociale innovaties die hand of hand toenemen. Ook in het doortastend optreden van zorgmedewerkers en bestuurders om het echt anders te gaan doen en daarvoor ook middelen realiseren. En, bepaald belangrijk: het accent ligt meer en meer op gezondheid. Er vindt als het ware vanuit de zorgpraktijk en sociale initiatieven een organische verandering plaats van het zorgstelsel. Het kabinet moet nog komen met een regeerakkoord, benieuwd of het dit proces gaat versterken.
Het lijkt me dan ook beter om hoop uit te dragen, zorg kan hier en nu anders! Hoop zit in het besef dat dit een zaak is van ons allemaal: wij creëren gezamenlijk een continuüm van zorg, door het leven heen, dagdagelijks. Dat sluit niemand uit, integendeel, we vormen en doen het samen.
Door Jac de Bruijn, adviseur en toezichthouder en voormalig bestuurder, hoofd behandeling, docent in de gehandicaptenzorg