Artikel bewaren

U heeft een account nodig om artikelen in uw profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties10

Registratie is een must

Met de politieke bestendiging van het Kwaliteitsinstituut is het moment aangebroken om de discussie erover achter ons te laten en de blik vooruit te richten. Het is zaak te komen tot nieuwe behandel- en zorgrichtlijnen waarbij patiëntenorganisaties betrokken zijn, waarvan de effecten meetbaar zijn, en die gebaseerd zijn op gedegen onderzoek.
Jan Kimpen

Het probleem is niet dat in Nederland te weinig richtlijnen zijn. Het zijn er eerder te veel – alleen schort het nogal eens aan de kwaliteit en effectiviteit. In haar signalement Publieke indicatoren voor kwaliteit van curatieve zorg (december 2013) laat de Gezondheidsraad aan duidelijkheid niets te wensen over: ‘De effectiviteit van openbaarmaking van kwaliteitsindicatoren is niet onderbouwd met gedegen onderzoek. Zowel de bruikbaarheid als de kwaliteit van de beschikbare kwaliteitsinformatie laat veel te wensen over.’

Belang van de patiënt

Het Kwaliteitsinstituut (nu officieel Zorginstituut Nederland) stimuleert de ontwikkeling van richtlijnen die aan de nieuwe, strenge kwaliteitseisen voldoen. Een richtlijn moet beschrijven wat goede zorg is, maar bevat ook indicatoren waarmee te meten valt of die zorg daadwerkelijk geleverd is. Uitkomstindicatoren, die vertellen hoe het de patiënt vergaat na een ingreep, zouden daarin centraal moeten staan. Dat is duidelijk iets anders dan de vele proces- en structuurindicatoren die nu te vinden zijn in de richtlijnen.

Van richtlijnen moet bovendien een lekenversie beschikbaar zijn. Dat versterkt de transparantie van de zorg.
De hoeksteen van zorgverbetering via uitkomstindicatoren is registratie. Dat klinkt velen als bureaucratisch en omslachtig in de oren, maar het is niet anders. Als we willen weten hoe het patiënten vergaat na een behandeling, zullen we de behandeling en de resultaten zo nauwkeurig mogelijk moeten registreren. En hoe beter we die resultaten vastleggen in het elektronisch patiëntendossier, hoe minder aanvullende registraties we hoeven op te tuigen voor kwaliteitsmetingen.

Zinvol voor de professional

Dat registratie van uitkomstindicatoren de kwaliteit van zorg verbetert, daarover lijkt consensus te bestaan. In het licht van het belang van registratie is de uitslag van een NOS-enquête onder 1.100 verpleegkundigen vermeldenswaardig. De meerderheid van de ondervraagde verpleegkundigen vindt dat administratie tegenwoordig te veel tijd kost. Het is begrijpelijk dat zorgverleners liever de handen aan het bed hebben dan de vingers op het toetsenbord. Toch zal de administratieve druk op zorgverleners op korte termijn niet afnemen. Ook al omdat de inspectie het aantal kwaliteitsindicatoren niet zal verminderen, ondanks de discussie daarover. Daardoor is het extra belangrijk dat professionals, zoals verpleegkundigen, goed nadenken over de vraag welke informatie zij zélf zouden willen vastleggen. Administratie wordt vooral als overbodig ervaren als je zelf niets aan de geregistreerde gegevens hebt.

Het wordt kortom tijd om bestaande richtlijnen tegen het licht te houden en nieuwe, betere richtlijnen te formuleren. Dit brengt onvermijdelijk een vorm van registratie met zich mee, maar daarmee zijn de kwaliteit van zorg en patiëntveiligheid gediend.


Jan Kimpen is voorzitter raad van bestuur UMC Utrecht en voorzitter van de Adviescommissie Kwaliteit van Zorginstituut Nederland

10 REACTIES

  1. Deze blog is voor mij niet te rijmen met eerdere blogs van de heer Kimpen. Ik sluit mij daarom aan bij de reactie van de heer Conijn. Vanuit de zorg ontstond het beeld dat het kwaliteitsinstituut de indicatoren zou laten vervallen. De aandacht en motivatie voor goede registratie verslapte. En nu wil de heer Kimpen juist zorgvuldige registratie. Kan de echte heer Kimpen opstaan?

  2. Lees alle reacties
  3. Een zeer merkwaardig blog van dhr. Kimpen, gezien zijn blog ‘Indicatoren: stop met onzin-uitvraag’ van ruim een half jaar geleden, te lezen op http://bit.ly/1nDtGi4.
    Als hij hier nu had gesteld “we zijn als Kwaliteitsinstituut hard bezig om de structuur- en procesgeoriënteerde (SEP) indicatoren in te ruilen voor – veel minder bewerkelijke en veel accuratere – uitkomstindicatoren, maar tot die tijd zitten we vast aan de eerstgenoemde”, had hij op mijn begrip kunnen rekenen.
    En als hij had gesteld “we gaan zoveel mogelijk toe naar uitkomstindicatoren, maar er zijn zaken die niet goed uit de verf komen met die indicatoren, dus we zullen een aantal SEP-indicatoren blijven houden” had hij op mijn volledige instemming kunnen rekenen, want dat is inderdaad zo.
    Verder is registratie van die uitkomstindicatoren een fluitje van een cent, bij gebruik van een bepaald systeem. Uitgaande van de Universele Ziektelastschaal (UZ-schaal) en de dito Patiënttevredenheidsschaal (UPt-schaal) is het een kwestie van de data van de eerstgenoemde schaal invoeren in de landelijke database, waarna de rest helemaal automatisch gaat. Daar hoeft de zorgverlener helemaal niets voor te doen.
    Zie voor de uitwerking van dat systeem de pagina Assessmentwerkwijze op http://bit.ly/1bZ60wF (eigen site). De UZ- en UPt-schaal staan uitgewerkt op de bijbehorende, gelinkte pagina’s Ziektelastmeting en Patiënttevredenheidsmeting.

  4. Registratie en lijstje van kwaliteitsindicatoren worden er steeds meer. Besef van RvB moet komen dat ziekenhuizen zich daar naar organiseren om de kwaliteit transparant aan te kunnen tonen.
    Vakverenigingen zouden hierin de lead moeten nemen om de diverse lijstje niet te divers te laten worden.
    EPD inrichten met diagnoses en meetbare items geen tekstvelden.

  5. Behorend tot de ouderen (sinds 2008 NPO-betrokkene) heb ik waardering voor het beschikbaar krijgen van een consumentenversie (ipv lekenversie)
    (Een mooi voorbeeld: de 2 brochures ‘Spreek tijdig over het levenseinde’ van de KNMG 2012).
    Een belangrijk onderdeel van goede zorg en kwaliteit van leven is pro-activiteit op basis van het geven van goede informatie / gesprek , op initiatief van de burger en/ of van de professional. Hierover lees ik hier niet al te veel. Niet-behandelen is namelijk ook een belangrijke optie. Maar dat is voor de professional vaak een lastige opgave.
    Her respecteren van grenzen , door de burger aangegeven in een WGBo-document, het bespreken en opnemen in zijn med./verpleegkundig dossier is nog steeds onder de maat. (zie Thematische Wetsevaluatie Zelfbeschikking; ZonMw juni 2013) . Direct hiermee verbonden is de positie van de wettelijk vertegenwoordiger igv van wilsonbekwaamheid; die rol mag ook nog meer belicht worden.
    Deze gegevens en dit proces dienen een duidelijke plek te krijgen in dossiers ‘als plicht van de beroepsbeoefenaren’. En niet alleen een pop-up over de grens ‘niet-reanimeren’.
    Ik maak me vooral sterk voor het mondiger maken van de burger, maar schuw contact hierover met de professionals zeker niet!
    Het zal veel narigheid en ook nog eens kosten besparen.
    Addy Camper, verpleegkundige, niet practiserend.

  6. NANDA International (NANDA-I) beheert sinds 1982 ‘s werelds grootste verzameling (220) verpleegkundige diagnosen en is nauw verwant met het Center for Nursing Classification and Clinical Effectiveness die de verpleegkundige interventies (NIC) en de zorgresultaten (NOC) ontwikkelen. NANDA-I, NIC & NOC zijn de meest gedetailleerde classificatiesystemen die ontwikkeld en getoetst zijn in de praktijk. Ze zijn gecodeerd, gekoppeld in SNOMED CT en hebben een hoge betrouwbaarheid en validiteit. Al meer dan 15 jaar worden deze drie classificatiesystemen vertaald in het Nederlands en geschoold aan verpleegkundigen in Nederland. Alleen in de praktijk wordt er nauwelijks mee gewerkt omdat de structuur en de ontwikkeling in het EPD’s ontbreekt en omdat de beleidsmakers en de personen die ‘aan de knoppen’ zitten niet de kennis hebben van deze classificatiesystemen.
    Aan de slag!

  7. Instellingen in de zorg zijn sinds enige jaren al bezig met de ontwikkeling van een EPD en daarmee een elektronische vorm van rapporteren. In deze elektronische systemen bestaat uit de basisgegevens (naam, geboortedatum BSN-nummer, enz.) met daar bovenop allerlei applicaties van verschillende producenten die onderling maar moeilijk te koppelen zijn. Dit gebrek aan integratie leidt tot versnipperd documenteren waar de geregistreerde patiëntendata verborgen blijven voor analyse achteraf.
    Om het klinisch redeneren van de zorgprofessional in het EPD toch mogelijk te maken is momenteel gekozen voor de makkelijkste weg: de vrije-tekstvelden. Deze ongecodeerde data maakt analyseren lastig en tijdrovend. Rapporteren met behulp van de gecodeerde standaardterminologie maakt de weg vrij voor het meten in gezondheidswinst zodat de zorg transparant en inzichtelijk wordt gemaakt voor patiënt, overheid en professional. Het is van belang dat gegevens aan de bron worden geregistreerd en achteraf kunnen worden geanalyseerd.

  8. We werken met z’n allen om de zorg transparant te maken. De technologische vooruitgang en de toenemende betrokkenheid van de patiënt bij zijn eigen zorg helpen instellingen en overheid om dit hoog op de agenda te zetten.
    Dat 90% van de verpleegkundigen vindt dat de registratiedruk is toegenomen komt omdat veel registraties door verpleegkundigen gedaan worden. Zij zijn de spil in het behandeltraject omdat ze 24/7 zijn georganiseerd rondom de patiënt. Ze zorgen voor risico-inschatting, vroegsignalering en een nauwkeurige documentatie van bevindingen die overgedragen worden aan de volgende verpleegkundige die de dienst overneemt.
    Om de registratie van prestatie- en uitkomstindicatoren te vergemakkelijken moeten ze niet bovenop de normale rapportage komen, maar geïntegreerd zijn en aansluiten bij het klinisch redeneren van de verpleegkundige. Op die manier kunnen we achteraf analyseren hoe de patiënt bij opname was [Mobiliteit: zeer ernstig beperkt (NOC-02081)] en hoe deze na behandeling het ziekenhuis weer verlaat [Mobiliteit: niet beperkt (NOC-02085)]. Het verschil tussen deze zorgresultaten is bij een patiënt met een ‘fractuur van femurhals’ (ICD-S72.0) de behaalde gezondheidswinst. Een heilige graal? Valt best mee…

  9. De reactie van de heer van het Hoof is prima verenigbaar met het artikel. Met één kanttekening: vertrouwen is goed, maar vooral op feiten en metingen en minder op de blauwe ogen en de goedheid van de mens. Juist door goed naar cliënten en zorgverleners te luisteren weten we dat dingen soms mis gaan, dat zorgverleners ook menselijke fouten maken en dat transparantie van handelen een hoop problemen kan voorkomen.

  10. Helder verhaal. Als we de zorg willen verbeteren in kwaliteit en betaalbaarheid is het mi belangrijk, dat we transparant maken wat er gedaan wordt rondom de cliënt, welke aanpakken worden gebruikt en welke resultaten dat oplevert.
    Als we de set gegevens simpel houden, kan de registratie zonder tijdverlies deel zijn van dossier, decursus en het reguliere zorgwerk.
    In de industrie is deze productie- en kwaliteitsinformatie heel gewoon, maar in de zorg wordt het vaak als bureaucratisch afgewimpeld.
    De huidige zorgregistratie is financieringsgedreven en daarmee inderdaad bureaucratisch.
    De facturering en salariëring kan worden afgeleid van de cliëntgerichte zorgregistratie. Dan wordt de verslaglegging empowering voor cliënten, naasten en zorgverleners; versterkt het de de autonomie en regie van de cliënt en daarmee de gezondheid.
    Op korte termijn is het wellicht slecht voor de werkgelegenheid in de zorg, omdat dan ook duidelijk wordt welke vormen van zorg onnodig veel tijd of geld kosten. Op lange termijn is het juist goed omdat het de zorg zowel kwalitatief beter als blijvend betaalbaar maakt en de toegevoegde waarde van zorg verhoogd.

  11. Inhoudsloos artikel naar mijn mening en gevoel.
    1.Kruip in de huid van een patiënt: die wil vertrouwen hebben in de zorgverlener, die met volledige overgave zich inzet voor hem.
    2.Kruip in de huid van de zorgverlener: die wil het beste resultaat boeken met zijn inzet voor de patiënt.
    3. Kruip in de huid van de manager: die wil het allerbeste halen uit de zorgverlener om het allerbeste resultaat voor de patiënt te boeken.
    Conclusie: De manager moet ook bij uitstek een dienstverlener zijn, die geen problemen creëert, maar op zoek gaat naar de beste ondersteuning van de zorgverlener.
    Tools daarvoor zijn:
    a. observeren en communiceren om te leren inzien, waar zijn toegevoegde waarde ligt.
    b. de zorgverlener is degeen, die vervolgens beoordeelt of de aangedragen verbeteringen ten behoeve van de zorgverlening ingevoerd kunnen worden.
    Tip voor het meten van de tevredenheid van de patiënt:
    – de best aangewezene persoon, die dat kan is feitelijk de zorgverlener
    maar die heeft daar niet voldoende tijd voor
    – dus creëer een functie voor een patiënten begeleider, die met de patiënt doorneemt hoe hij het behandeltraject heeft ervaren
    – het verslag daarvan wordt gedeeld met de patiënt en de zorgverlener(s) Jean-Philippe van ’t Hoff 0653616185

Geef uw reactie

Om te kunnen reageren moet u ingelogd zijn. Heeft u nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.