Voor men besluit om bestaande technologie voor een nieuwe toepassing te gebruiken, is het belangrijk te realiseren dat technologische vooruitgang niet lineair is. Een nieuwe technologie zal de oude niet zomaar vervangen. Ook zal het vaak zo zijn dat meerdere technologieën gelijktijdig in de klinische praktijk gebruikt worden. Soms dienen die min of meer hetzelfde doel.
De optimale technologie
Enerzijds komt dit doordat het vaak situatieafhankelijk is welke technologie de optimale is. Je kunt hierbij denken aan de CT-scanner. In eerste instantie leek de ‘ouderwetse’ röntgenfoto hierdoor voorgoed uit het ziekenhuis te verdwijnen. Tot op de dag van vandaag worden er echter nog regelmatig röntgenfoto’s gemaakt. De oudere maar goedkopere technologie kan prima gebruikt worden in situaties waarin de verbeterde kwaliteit niet direct meerwaarde heeft. Het maken van röntgenfoto’s is namelijk sneller en goedkoper en geeft minder belasting voor de patiënt. Een financiële prikkel kan dus een reden zijn om voor een bepaalde technologie te kiezen, maar het belang van de patiënt wordt in dit voorbeeld nog wel vooropgesteld.
Industrie
Een tweede reden dat er vaak meerdere technologieën naast elkaar gebruikt worden, is de industrie. Verschillende fabrikanten maken verschillende producten en daar willen ze geld mee verdienen. Wanneer een fabrikant een nieuwe technologie ontwikkelt, zal de concurrent niet snel toegeven dat deze superieur is aan die van hun. Op zich geen probleem, zou je denken. Als behandelaar staat het je immers vrij om het product te kiezen dat jij het best acht, onafhankelijk van de fabrikant. Maar dat is helaas lang niet altijd het geval.
Een goed voorbeeld hiervan zijn de inhalatoren voor medicatie bij astma of COPD. Er zijn ongelofelijk veel verschillende typen inhalatoren op de markt, van verschillende fabrikanten. Het doel van al deze apparaten is hetzelfde, namelijk de juiste hoeveelheid medicatie in de longen brengen. Maar elk apparaat heeft een andere interne weerstand en vergt dus een andere inhalatietechniek. Net als bij de CT-scan en röntgenfoto is het bij inhalatoren zeer patiëntafhankelijk welke inhalator de optimale is.
De handelaar en de behandelaar
In de praktijk blijkt het echter vaak lastig voor de behandelaar om de optimale inhalator bij de juiste patiënt te krijgen. Het kan bijvoorbeeld voorkomen dat zorgverzekeraars een voorkeur hebben voor een bepaald apparaat en de andere apparaten niet vergoeden. Ook sluiten fabrikanten soms deals met apothekers. Deze informatie komt niet altijd of te laat terecht bij de huisarts of specialist. Het gevolg hiervan is dat de patiënt een ander apparaat meekrijgt dan die was voorgeschreven en waarmee was geoefend, waardoor hij of zij te weinig van het medicijn binnenkrijgt.
Technologieën vergelijken
Bovendien is het door de grote hoeveelheid beschikbare inhalatoren voor artsen zelf al moeilijk genoeg om te bepalen welke inhalator de beste keuze is. De fabrikanten roepen dat hun eigen apparaat het beste is, maar deze claims zijn vaak nauwelijks wetenschappelijk onderbouwd. Onderzoek dat door de industrie wordt uitgevoerd of gefinancierd is namelijk per definitie niet onafhankelijk en vanuit de overheid is hiervoor vaak geen geld beschikbaar. Daarbij is het voor onafhankelijke onderzoekers, die vaak uit zijn op innovatie, een weinig voldoening gevende exercitie om technologieën van verschillende fabrikanten met elkaar te vergelijken. Toch zou dit onderzoek misschien vaker uitgevoerd moeten worden. Dan kunnen artsen omwille van een ‘medische noodzaak’ de in hun ogen optimale technologie bij de zorgverzekeraars afdwingen.
Mijn doel van bovenstaande is niet dat we de industrie gaan zien als het kwaad dat alleen maar zorgverleners belemmert bij het uitvoeren van hun werk. Integendeel, de industrie is essentieel voor de ontwikkeling van nieuwe technologieën die de zorg uiteindelijk vooruithelpen. Daarbij is het geen wereldnieuws dat financiële belangen soms domineren in de keuze voor een bepaalde technologie. Zeker niet in een kapitalistische samenleving als de onze. Het is wel belangrijk dat wij – de mensen die die technologieën uiteindelijk bij de patiënt toepassen – ons hier goed bewust van zijn. Ook moeten wij ons koste wat kost proberen te houden aan dat ene zinnetje dat zo treffend geformuleerd staat in de artseneed. ‘Ik stel het belang van de patiënt voorop.’
Emile d’Angremont is technisch geneeskundige en promovendus bij het UMC Groningen. Daar doet hij hersenonderzoek naar de ziekte van Parkinson. Hij zit op het raakvlak tussen neurologie, psychiatrie en neurowetenschap. Naast alles omtrent de hersenen is d’Angremont geïnteresseerd in filosofie en artificial intelligence.