In het Integraal Zorgakkoord, dat door ongeveer alle partijen in de zorg is ondertekend, speelt het concept Passende Zorg een belangrijke rol. Bijvoorbeeld in het kader van de samenstelling en veranderingen in het pakket, dat de basis vormt van de basisverzekering, de wettelijke en authentieke verantwoordelijkheid van de overheid. Daarbij zijn de adviezen van het Zorginstituut relevant. Hiermede wordt de algemene toegankelijkheid voor alle burgers geregeld. Daarbij is ‘passendheid’ van de zorg een van de centrale uitgangspunten. Tot zover oké.
Dat gaat niet zomaar
Maar vervolgens wordt in de ‘werkagenda’ zeer uitvoerig en gedetailleerd aangegeven hoe men dit in de beleidspraktijk wil vormgeven. En als men een beroep wil doen op transitiemiddelen, moeten er ongelofelijk veel formulieren worden ingevuld in vele overleggen. In Zorgvisie zijn recent een aantal publicaties verschenen die dit illustreren.
(Het is zelfs zo ingewikkeld dat er een omvangrijke consultancy-praktijk is ontstaan voor ondersteuning bij de aanvragen. Waar is het vertrouwen?! Dat is het effectiefste en goedkoopste beleidsmedicijn.)
Een verfijnder systeem
Het tweede voorbeeld betreft de risicoverevening. In het IZA wordt aangegeven dat de onvolkomenheden in de risicoverevening een belemmering zijn om passende zorg te implementeren. Voorgesteld wordt om het systeem verder te verfijnen.
Uit een rapport dat in opdracht van het Zorginstituut is uitgevoerd door Tom Gommans, kan worden afgeleid dat de risicoverevening nauwelijks een rol speelt bij de inkoop. Het speelt mijns inziens wel een rol bij het wel of niet verwerven van collectiviteiten. Door de wettelijke afschaffing van kortingsmogelijkheden is dit voor zorgverzekeraars sowieso minder aantrekkelijk geworden.
Selectieve zorgcontractering; kan dat?
Het sturen met collectiviteiten in de zorginkoop is een zeer lastige opgave. Dit vereist een specifieke selectieve zorgcontractering. En selectieve zorgcontractering per zorgverzekeraar bestaat nu al nauwelijks of niet. Het blijkt dat de verschillen in nominale premies tussen zorgverzekeraars in grotere mate worden bepaald door de inzet van eigen vermogens en beleggingsresultaten dan door het verschil in resultaten op zorginkoop en verevening.
Een verdere verfijning zal hier weinig aan veranderen, behalve een verdere verhoging van de administratieve lastendruk. Dit alles nog los van het grote verschil tussen schadelast voor de zorgverzekeraar en de zorgkosten van de zorgaanbieder.
In dit kader wijs ik ook op de dbc- en DOT-tarieven voor de ziekenhuizen. Dat zijn alleen maar verrekentarieven, die geen relatie hebben met de interne kosten binnen de ziekenhuizen.
Stop
Dus: stop met het gemillimeter in het beleid. Sluit in plaats daarvan aan bij een andere – meer institutionele – rol van zorgverzekeraars. Ik kom hier in een volgende blog op terug.
Door: Guus van Montfort, hoogleraar Zorg, economie en medische technologie aan de UT