Twijfelachtige investeringsbeslissingen in de volkshuisvesting (SS Rotterdam), bij de banken (ABN Amro) en in de zorg (Philadelphia) hebben ervoor gezorgd dat iedereen ineens gefocust is op de kwaliteit van toezicht. Beter toezicht zou moeten voorkomen dat bestuurders in de ban raken van hun eigen megalomane plannen. De kwalificatie die aan toezichthouders wordt gesteld, wordt vooral als een human resourcevraagstuk benaderd: ‘We moeten de goede mensen hebben’. Dan vallen er woorden als: deskundigheid, integriteit, vertrouwen, autoriteit.
Beren op de weg
Commissies als die van Meijerink (zorg en volkshuisvesting) en Maas (banken) pleiten voor toezicht door mensen met verstand van het onderwerp. Dat lijkt logisch. Een toezichthouder moet deskundig zijn. Maar dat zijn de bestuurder en diens team van interne en externe adviseurs toch al? Hoe kan het dat deskundige mensen zulke riskante investeringen doen? Ging er dan nergens een rode lamp knipperen, een alarmbel rinkelen? Zag niemand de beren op de weg?
Ja, die zagen ze. Maar ze vermoedden dat die beren geen honger hadden, dat die lamp een los contactje had, dat de beller aan koudwatervrees leed. Ze wisten best dat het eigenlijk niet kon, of hadden dat kunnen weten. Maar ze hebben de waarschuwingen niet tot zich door laten dringen. Psychologen noemen dat cognitieve dissonantie: informatie die haaks staat op wat je al wist, komt gewoon niet door.
Samen geloven
Tunnelvisie ontstaat niet door onwil om te leren, integendeel. Het ontstaat vooral daar waar mensen heel gedreven zijn om een groot probleem op te lossen. In een van de bekendste voorbeelden, de Schiedammer Parkmoord, wilden rechercheurs, onderzoekers en rechters zo graag een afschuwelijke moord oplossen, dat ze met alle feiten op de loop gingen. Daardoor kwam de verkeerde man in de cel.
Dit voorbeeld laat ook zien dat intersubjectiviteit (toets je oordeel bij een ander) geen garanties biedt op waarheidsvinding. Sterker nog, als we samen ergens in geloven, brengt niemand ons ervan af, hoe sterk de tegenbewijzen ook zijn.
De semi-publieke sector is heel gevoelig voor tunnelvisie. Die ontstaat vooral in een homogene groep beslissers, hoger opgeleid binnen hetzelfde paradigma, met flinke afstand tot de doelgroep, dat geld uitgeeft uit algemene middelen, zonder harde concurrenten, voor de aanpak van een acuut maatschappelijk probleem. Wonen, zorg en welzijn zitten in de gevarenzone.
De nieuwe feitelijkheid
We moeten daarom tunnelvisie niet beschouwen als een verwijtbare, persoonlijke fout of als integriteitsvraagstuk. Het is een algemeen kentheoretisch probleem, waarvoor een degelijke oplossing bestaat. Die oplossing heet: de nieuwe feitelijkheid. In onze postmoderne managerscultuur is een feit iets ‘waar je iets van vinden mag’; in een solide besluitvormingscultuur is een feit iets waar je je aan houdt, tot je het goed kan weerleggen.
Bijna alle stukken voor de raden van toezicht zijn geschreven door de bestuurder die zij moeten controleren. Zelfs de meest integere bestuurder ontkomt niet helemaal aan ‘hoera-communicatie’: de voordelen van een beslissing worden uitvergroot, de nadelen worden kaltgestellt. Ze laten het daarna over aan de deskundigheid van de toezichthouders om ‘het ontbrekende verhaal’ aan te vullen. Daardoor komen toezichthouders in een dubbelrol: ze leveren eigen nieuwe feiten en zijn scheidsrechter over het hele pakket. Dat werkt niet. Het zou veel beter zijn om, zoals in de juryrechtspraak, te zorgen voor goede ‘getuige-deskundigen’ die de andere kant van de medaille komen toelichten. Die rol vervult een goede accountant ook. Toezichthouders moeten kunnen terugvallen op een factfinder die ‘het hele plaatje’ laat zien: een soort dodehoekspiegel voor bestuurders.
Spiegelen
Als toezichthouders op de bestuurder lijken – qua deskundigheid en drive – zullen ze dezelfde feiten accepteren en verwerpen als de persoon die ze heeft aangereikt. Dat gebeurt nooit bewust of moedwillig, daarom is het ook zo moeilijk te voorkomen. De essentie van toezicht is: ook de andere feiten op tafel krijgen en zorgen dat we ons daarnaar gedragen. Toezichthouders moeten niet zelf factfinder zijn, maar zorgen dat ze de feiten op een rijtje krijgen. Ze hoeven geen expert te zijn, maar moeten kunnen spiegelen: naar binnen, naar buiten én de dode hoek.
Klaas Mulder is filosoof en adviseur bij Laagland’advies. Hij schrijft een boek over waarheidsvinding in de volkshuisvesting.k.mulder@laaglandadvies.nl
Lees ook: