De Governance innovatie- en adviescommissie (IAC) adviseerde in november 2021 aan de Brancheorganisaties Zorg (BoZ) om de Governancecode Zorg aan te passen op het punt van de governance van samenwerkingsverbanden. Dit advies kwam tot stand tegen de achtergrond van de brede maatschappelijke ontwikkeling tot samenwerking tussen zorgorganisaties.
Reikwijdte Code 2022
De BoZ nam dit advies op verschillende manieren ter harte bij het opstellen van de Governancecode Zorg 2022 (Code 2022). Allereerst verbreedde zij de reikwijdte van de Code 2022 ten opzichte van de Governancecode Zorg 2017 (Code 2017), die formeel alleen van toepassing was op de zorgorganisatie en de daarmee verbonden groeps- en dochtermaatschappijen die zorg verlenen. Hoewel een definitie van ‘de zorgorganisatie’ ontbrak, kon worden aangenomen dat dit in ieder geval ging om iedere entiteit die lid is van ActiZ, de Nederlandse ggz, de NFU, de NvZ en/of de VGN. Praktisch gezien was de reikwijdte van de Code 2017 veel ruimer, omdat de IGJ de Code 2017 als veldnorm hanteerde bij haar toezicht op de naleving van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz), ongeacht de vraag of een zorgorganisatie lid is van een van deze brancheorganisaties. Bovendien waren zorgorganisaties veelal verplicht de Code 2017 na te leven op basis van zorginkoopovereenkomsten.
In de Code 2022 is deze reikwijdte verruimd, namelijk (deels) naar de ‘samenwerkingsverbanden’ die een zorgorganisatie aangaat. Dit komt doordat in de inleiding van de Code 2022 staat dat haar principes ‘doorwerken’ in samenwerkingsverbanden.
Daarmee rijzen twee vragen: wat is een samenwerkingsverband en hoe moeten de principes uit de Code 2022 daarin doorwerken? Doordat de bepaling waarin deze uitbreiding is opgenomen niet uitblinkt in helderheid, is het lastig beide vragen te beantwoorden. Wat naar de letter van de Code 2022 in ieder geval wel duidelijk lijkt, is dat het niet gaat om alle vormen van in onderlinge samenhang georganiseerde zorg. De Code 2022 noemt een ‘samenwerkingsverband’ namelijk als een van de voorbeelden van in onderlinge samenhang georganiseerde zorg. Dit impliceert dat de principes uit de Code 2022 niet doorwerken in andere voorbeelden van in onderlinge samenhang georganiseerde zorg. Zo’n voorbeeld is een ‘netwerk’, waarvan – bij gebrek aan een definitie – overigens ook niet duidelijk is wat de Code 2022 daar precies mee bedoelt.
Doorwerking Code
Bestaat er meer duidelijkheid over hoe de Code 2022 moet doorwerken in samenwerkingsverbanden? Het enige concrete handvat dat de Code geeft, is het volgende: ‘Dan gaat het bijvoorbeeld over de afspraken over hoe het bestuur en toezicht ten aanzien van eigen en gedeelde verantwoordelijkheden en gezamenlijke doelen, zijn vastgelegd.’ Voor het overige lijkt op basis van de tekst van de Code 2022 te kunnen worden aangenomen dat de doorwerking is beperkt tot de zeven principes van de Code 2022 en dus strikt genomen niet geldt voor de bepalingen en gedragsregels waarin deze principes worden uitgewerkt. De Code 2022 maakt in de inleiding namelijk expliciet onderscheid tussen enerzijds principes (bijvoorbeeld principe 5: ‘De raad van bestuur bestuurt de zorgorganisatie gericht op haar maatschappelijke doelstelling’) en anderzijds bepalingen/gedragsregels (bijvoorbeeld artikel 3.3.2: ‘De raad van bestuur bespreekt het gevoerde beleid en de verantwoording daarover met de medezeggenschapsorganen’). In diezelfde inleiding wordt bij de doorwerking in samenwerkingsverbanden echter uitsluitend van principes gesproken, wat de indruk wekt dat er wel een doordacht onderscheid is gemaakt.
Concrete aanpassing twee artikelen
De Code 2022 kent naast deze verruimde reikwijdte ook twee artikelen die concreet zijn aangepast naar aanleiding van het IAC-advies uit november 2021. Het gaat ten eerste om artikel 1.1 over goede zorg. Daarin staat nu expliciet dat de zorgverlening plaatsvindt in afstemming met samenwerkingspartners. Het andere artikel is artikel 5.4 over risicobeheersing, waarin nu is geregeld dat de verantwoordelijkheid van de raad van bestuur zich ook uitstrekt tot ingeschakelde derden.
Ruimte voor lokale invulling
De Code 2022 bepaalt al met al dus wel dat haar principes ‘doorwerken’ in samenwerkingsverbanden maar biedt weinig tot geen guidance in de manier waarop dat moet plaatsvinden. Daarmee is er enerzijds veel ruimte voor lokale invulling door zorgorganisaties die deelnemen aan een samenwerkingsverband. Anderzijds zorgt dit voor rechtsonzekerheid ten aanzien van het toezicht door de IGJ, die de Code 2022 immers als veldnorm hanteert bij haar toezicht op de Wkkgz.
Door: Bas van Schelven, advocaat gezondheidszorg bij Van Benthem & Keulen