De financiering van de wijkverpleging is de laatste maanden veel in het nieuws. En het nieuws is niet altijd even opbeurend. Het gaat over tariefsdalingen, te weinig budget, experimenten met populatiebekostiging en de vraag of dit wel goed is uitgedacht. Met rechtszaken tussen financier en zorgaanbieder tot gevolg.
Daar wil ik het echter niet over hebben. Het gaat mij om de verwarring die is ontstaan over de nieuwe financiering van de wijkverpleging binnen de eerste lijn. Sinds de wijkverpleging is overgegaan naar de zorgverzekeringswet is er vooral veel onduidelijkheid geschapen. Eerst de segmentenindelingen S1, S2 en S3 met voor- en tegenstanders. Daarna diverse rapporten met adviezen om meer duidelijkheid te scheppen. Die kwam er niet en nu is het wachten op een advies van de NZa voor de bekostiging vanaf 2017. En dat terwijl begin volgend jaar verzekeraars moeten beginnen met inkopen volgens het nieuwe bekostigingssysteem. Tot nu toe zie ik weinig ambitie om de wijkverpleging via bekostiging te ondersteunen in de uitvoering van haar prachtige werk.
Geen inkoop via respresentatie
Ondertussen gaan de verzekeraars alvast hun eigen gang. Dit maakt het alleen maar meer verwarrend. Vanaf 2016 is er geen sprake meer van inkoop via representatie. Nee, elke verzekeraar koopt in voor haar eigen verzekerden. Hier begrijp ik niet veel van. De wijkverpleegkundige moet namelijk het gezicht zijn voor de wijk voor preventie, verpleging en verzorging. Politici, verzekeraars , collega-zorgprofessionals, gemeenten en ook zorgverzekeraars zeggen daarom veel te verwachten van de inzet van de wijkverpleegkundige. De wijkverpleegkundige werkt daarbij samen met onder andere huisarts en ziekenhuis. Het vreemde is nu dat de huisartszorg en ziekenhuiszorg beide via volgbeleid worden ingekocht. Meestal volgen zorgverzekeraars de dominante verzekeraar waar de huisartsen basisafspraken mee maken. Dit is vergelijkbaar met het representatiemodel van wijkverpleging in 2015.
Binnen elke wijk wordt veel verwacht van samenwerking tussen ziekenhuis, huisarts en wijkverpleegkundige met het oog op kwaliteit van leven, zelfredzaamheid en doelmatige zorg. De financiering sluit hier echter niet bij aan. Hoe kan je nu samenwerken tussen drie kerndisciplines binnen een wijk – medisch specialist, huisarts en wijkverpleegkundige (en verpleegkundig specialist) – op basis van verschillende vormen van financiering?
Afspraken per verzekeraar
Een voorbeeld uit de praktijk. Huisarts en wijkverpleegkundige werken samen in de zorg voor kwetsbare ouderen. Bekostiging via het representatiemodel zorgt ervoor dat je voor wijkverpleging met een verzekeraar afspraken maakt. Andere verzekeraars volgen deze afspraken. Binnen de representatie is dat dan goed geregeld. Voor 2016 moet je echter per verzekeraar afspraken maken in een en dezelfde wijk over een zorgpad kwetsbare ouderen. Elke verzekeraar zal haar eigen eisen stellen en eigen verantwoording eisen, als ze die zorg al wil contracteren. (De ene verzekeraar is namelijk de andere niet. Dat heb je met marktwerking.) Dit belemmert alleen maar de zo gewenste samenwerking in de wijk tussen de verschillende spelers in de eerste lijn. De doelstelling om het voor kwetsbare ouderen mogelijk te maken langer thuis te wonen wordt zo onhaalbaar.
Mijn vraag aan de zorgverzekeraars is: wat willen jullie bereiken met het loslaten van de representatie?
Harry Robberts, portfoliomanager bij Fundis
Meneer Robberts slaat de plank flink mis. Ziekenhuiszorg wordt bij uitstek niet met een volgbeleid ingekocht. En voor huisartsenzorg is S3 ook geen generiek volgbeleid afgesproken.
Overigens snap ik zijn zorgen wel. In theorie moet iedere verzekeraar concurreren op premie en de zorginkoop is hier een belangrijk onderdeel van. In de praktijk kent het marktmodel zeker zijn nadelen, die zelfs groter zijn dan de beoogde voordelen (namelijk meer doelmatige zorg).