Wij leven in een gefragmenteerde samenleving. Dit betekent dat iedereen gevangen zit in zijn eigen narratief. Elk narratief heeft zijn eigen uitgangspunten. De aanhangers van een narratief beschikken over dezelfde verstandelijke vermogens over dezelfde logica en rationeel denken. Daarin verschillen andersdenkenden niet. Ze verschillen in de uitgangspunten die zij hanteren.
Dat we in een gefragmenteerde samenleving leven, wordt mooi zichtbaar wanneer wij ons realiseren dat wij inmiddels twintig politieke partijen in de Tweede Kamer hebben. Corona heeft daar ook geen goed aan gedaan. Gedurende twee jaar werd dagelijks een emmer onzekerheid over de bevolking uitgestrooid. Voor wetenschappers is onzekerheid geen probleem, daar hebben ze mee leren omgaan. Sterker nog: als een wetenschapper iets zeker weet, dan stopt hij met denken.
Wetenschapper versus burger
De gemiddelde burger kan echter slecht tegen onzekerheid. De menselijke natuur zoekt zekerheid, juist als die er niet is. We willen dan op zijn minst perspectief. Dit leidde In de middeleeuwen tot de inquisitie en het verbranden van heksen. Tegenwoordig leidt het tot nepnieuws en complottheorieën. Per slot is het minder onaangenaam om te geloven in nepnieuws dan onzekerheid te verdragen.
Xander Koolman is een veelgevraagd gezondheidseconoom. In Dit is waarom zorgverzekeraars onvoldoende ggz inkopen en Dit is waarom het aantal zelfstandige psychiaters een probleem is doet hij een aantal uitspraken die passen binnen het narratief van de gezondheidseconoom maar botsen met het narratief van de werkvloer. Ik wil in dit artikel deze twee narratieven naast elkaar zetten en nagaan of er een onderling verstaan kan ontstaan.
Een gezondheidseconoom baseert zich op declaratiegegevens en de geografische spreiding hiervan. Analyse van deze data resulteert in adviezen aan overheden en beleidsmakers.
Twee botsende narratieven
Zelf ben ik zelfstandig gevestigd psychiater en was van 1989 tot 2016 daarnaast ook werkzaam als instellingspsychiater. Dit leidt tot twee verschillende narratieven die kennelijk botsen.
Wanneer Koolman stelt dat de zelfstandig gevestigde psychiater enkelvoudige problematiek behandelt en instellingen de meer complexe problematiek dan werpt dat de vraag op hoe hij tot die wetenschap komt. Uit eigen praktijk weet ik dat de complexiteit van de patiënten die ik behandel niet verschilt van die van instellingen, hoogstens wanneer het om crisisgevoelige problematiek gaat.
Wanneer de gezondheidseconoom zich baseert op declaratiegegevens dan zal er een interpretatie moeten plaatsvinden. Ik heb goede redenen om aan te nemen dat de gezondheidseconoom veronderstelt dat een lage rekening minder complexe zorg betreft dan hoge rekeningen. Het is de vraag of dit waar is.
Wat is de rekening?
Hoge rekeningen worden meestal ingediend waar sprake is van een complex zorgaanbod (LKS C en D). Daarbij dient aangemerkt te worden dat een complex zorgaanbod wellicht meer een eigenschap is van de zorgaanbieder dan van de patiënt. De enig juiste conclusie die de gezondheidseconoom kan trekken lijkt mij, is dat de behandelingen door zelfstandig gevestigden kennelijk minder kostbaar zijn dan die van instellingen die vaak multidisciplinair werken.
Multidisciplinaire zorg is duurder dan monodisciplinaire zorg en dat geldt niet alleen voor zorg geboden buiten de instelling maar ook voor die binnen de instelling.
In mijn praktijk krijgt Iedereen met een verwijzing voor specialistische GGZ een afspraak. Van tevoren hoef ik niets te weten, dat kan hij mij tijdens de intake zelf wel vertellen. Het komt zelden voor dat iemand die zich aanmeldt voor mijn praktijk een blanco voorgeschiedenis heeft. Vaak zijn ze overal al geweest, waaronder een opname, een klinisch psychotherapeutische behandeling, contact met de crisisdienst, nazorg voor een TBS of FACT-team zorg.
Weliswaar worden de meeste aanmeldingen geclassificeerd als depressie, angststoornis, ADHD en persoonlijkheidsstoornis maar ook mensen met schizofrenie, autisme of een bipolaire stoornis melden zich aan.
Monodisciplinaire behandeling én multidisciplinariteit
Kortom: ik meen dat ik alleen maar complexe problematiek zie op mijn spreekuur en die behandel ik monodisciplinair, hoewel ik vind dat een psychiater multidisciplinariteit in zich verenigt. Complexe problematiek wordt dus behandeld met een niet-complex zorgaanbod. Overigens is hier wel sprake van wanneer bijvoorbeeld een psychotherapeut, GZ-psycholoog of klinisch psycholoog de behandeling voortzet maar van mij een bijdrage vraagt in de vorm van medicamenteuze behandeling.
De ZGP hanteert andere uitgangspunten dan de gezondheidszorg econoom. Dit leidt tot een botsing waardoor wij elkaar niet meer verstaan. Aanleiding van de discussie, zoals In de twee bovenstaande artikelen genoemd, zijn de wachtlijsten In de geestelijke gezondheidszorg. Deze wachtlijsten zijn feitelijk een artefact van de manier waarop zorgaanbieders de zorg georganiseerd hebben.
Geen tijd, op de wachtlijst
De zorgverzekeringswet uit 2006 gaat uit van een gelijk speelveld tussen zorgaanbieders, zorgverzekeraars en verzekerden. Voor patiënten is er in die wet geen plek. Het is des zorgaanbieders om patiënten voor wie niet direct tijd is op een wachtlijst te plaatsen. Doordat dit gebeurt hebben zorgverzekeraars geen inzicht in het aantal wachtenden en kunnen zij niet weten of ze voldoende zorg inkopen.
Wanneer zorgaanbieders echter hun patiënten helpen om zich te gedragen als zorgverzekerden dan ontstaat er een heel ander spel. De zorgverzekeraar heeft zorgplicht en dient voldoende zorg te hebben ingekocht zodat haar verzekerden binnen de Treeknorm bij een zorgaanbieder aan de slag kunnen. Wanneer zij hierin niet slagen kan de verzekerde een klacht indienen bij de Nza. Pas dan kan de Nza gaan handhaven en gaat zorgverzekeringswet werken zoals mevrouw Borst het bedoeld heeft.
Door: Gerard van den Berg, zelfstandig gevestigd psychiater