Met woorden van deze strekking beschrijft sociaal geneeskundige David Jones de eerste fase van een epidemie. De onderzoeker van de Harvard Medical School publiceerde deze algemeen geldende fasering in een artikel op 12 maart. Hij baseert zich vooral op een artikel van Charles Rosenberg. Deze hoogleraar geschiedenis en sociologie aan de University of Pennsylvania schreef een vergelijkbaar artikel in 1989, op het hoogtepunt van de AIDS-epidemie. In deze blog volg ik Jones en Rosenberg zonder al hun aansprekende voorbeelden te noemen.
Zondebokken en maatregelen
In het tweede bedrijf zoeken de autoriteiten naar verklaringen voor de vreemde ziekte. Het publiek reageert daarop. Ik geef twee voorbeelden. Sinds in Nederland bekend is dat de corona epidemie is ontstaan in China, vindt meer discriminatie plaats van mensen met een Chinees uiterlijk. Een voorbeeld van Rosenberg betreft cholera-epidemieën. In de negentiende eeuw was onder wetenschappers en autoriteiten de theorie wijdverbreid, dat deze veroorzaakt werden door alcoholisme, gulzig eten, verschillende sekspartners en andere ‘vieze’ gewoonten. Verder treffen de autoriteiten in deze fase maatregelen zoals quarantaine en isolatie van besmette personen.
Dramatisch en disruptief
In de derde fase vallen vele doden ten gevolge van de epidemie. Door de onvoorspelbaarheid van de aandoening ontstaan grote angst en onzekerheid. Een lichtpuntje: epidemieën houden vanzelf op. Ofwel omdat de fysieke maatregelen voldoende werkten. Ofwel omdat er geen slachtoffers meer te vinden zijn: de groepsimmuniteit van de bevolking is dan voldoende hoog om de verspreiding van de ziekte tegen te gaan. Minister-president Rutte noemde op 16 maart in dit verband een groepsimmuniteit van 50 tot 60 procent van de Nederlandse bevolking, waarbij de epidemie stopt.
Gedragsveranderingen
Behalve de drie fasen noemt Rosenberg als definiërende kenmerken van een epidemie het plotselinge optreden en de angst onder de bevolking. Tijdens een epidemie komen, aldus Rosenberg en Jones, waarden in de bevolking naar voren die vitaal zijn. Voor sociale wetenschappers is het gedrag van mensen tijdens een epidemie daarom interessant om te bestuderen.
Twee gedragsveranderingen in Nederland die mij nu al opvallen zijn de volgende. De samenwerking in de zorg tijdens de corona-epidemie verloopt voortreffelijk. Ik heb geen enkele wanklank gehoord over ziekenhuizen boven de rivieren die Brabantse besmette IC-patiënten weigeren. De zorg kan goed samenwerken! Een andere umwertung: een paar maanden geleden demonstreerden verpleegkundigen, leerkrachten en politie-agenten voor betere arbeidsvoorwaarden. Die onderhandelingen verliepen moeizaam. Nu worden ze als helden bejubeld.
Epidemieën en verkiezingen
Of Rutte in maart 2021 de verkiezingen gaat winnen dankzij zijn leiderschap dezer dagen, weet ik niet na lezing van het artikel van Jones. In 1976 dreigde een epidemie van varkenspest onder dier en mens. Dat gebeurde tijdens de campagnes voor verkiezing van de Amerikaanse president. De zittende president Gerald Ford greep in met drastische maatregelen. Hij verloor de verkiezingen, want de varkenspest zette niet door. Ronald Reagan volgde hem op. Die ontkende in zijn eerste termijn de AIDS-epidemie; hij had geleerd van Ford. In zijn tweede termijn kwam hij alsnog met maatregelen. Door dit uitstel woedde de AIDS-epidemie langer voort dan nodig. Kortom: in het verleden leek een relatie te bestaan tussen epidemieën en verkiezingen, hoewel ook andere factoren ongetwijfeld de genoemde verkiezing hebben beÏnvloed.Het is nu echter te vroeg om te speculeren over de invloed van het corona-virus op de Nederlandse verkiezingen in maart 2021.
Epidemieën horen bij het menselijk bestaan
Ik sluit deze blog af met wijze woorden van Jones en Rosenberg. De geschiedenis van de epidemieën biedt waardevolle lessen. Epidemieën horen bij het bestaan dat wij delen met virussen en bacterieën. Maar historici zijn slecht in het voorspellen van het verloop en de duur van een epidemie. Die hangen af van vele factoren: de agressie van het virus, het tijdig vinden van een vaccin, het terugdringen van contacten tussen mensen onderling, de overbevolking in grote steden, van de wereldarmoede, de regionale oorlogen en het internationale reisverkeer. Autoriteiten en opinieleiders moeten de historie van epidemieën wel kennen en in wijsheid combineren met de actuele (inter)nationale context.