De woonservicezone. Een lekker in de mond liggend begrip. Het heeft alles in zich om de wereld van de ruimtelijke ordening en de gebouwde omgeving (het wonen) te verbinden met die van zorg en welzijn (de service) binnen een bepaald gebied (de zone). Iets wat hard nodig is. De muren komen op je af als je de hele dag gebonden bent aan huis.
Maar wat is nu eigenlijk een woonservicezone en vooral wordt de ouder wordende burger er beter van?
Woonservicezone
De afgelopen drie jaar hebben drie stagiaires in het kader van hun masterscriptie c.q. stage zich bij mijn bureau verdiept in het onderwerp. De dames zijn tot opzienbarende conclusies gekomen. Zo blijkt uit het vergelijkend onderzoek van Suzanne Beevers-Eenennaam dat er een miniem, positief te duiden tevredenheidsverschil is tussen de bewoners van een woonservicewijk (als ze al wisten dat ze daarin wonen) en bewoners die niet dit voorrecht kennen.
Maaike Liefting verbaast zich erover dat er geen prijskaartje aan woonservicezones hangt: doelen, inzet van middelen, resultaten en de beoordeling ervan zijn vaag en in financiële zin niet onderbouwd. Niet voor de bewoners en ook niet voor de organisaties en de beleidsmakers. Ze schreef er zelfs een ingezonden brief over die het Financiële Dagblad publiceerde.
Eline Jousma heeft ontdekt dat de woonservicezone bepaald geen eenduidig begrip is, er geen differentiatie naar demografische samenstelling van de wijk gemaakt wordt en dat overeenstemming tussen partijen over wanneer een woonservicezone gerealiseerd is ver te zoeken is. Vooral de medewerkers van de uitvoerende zorg- en welzijnsorganisaties hebben daar geen idee van. De (formele) beleidsnetwerken missen (vooralsnog) de aansluiting met hen, maar zeker ook met de bewoners. In de praktijk blijkt voor hen geen rol weggelegd. Dat werd in de vijf onderzochte gemeenten ook ruiterlijk erkend. Er is weliswaar getrapt overleg met allerlei ingestelde raden en belangenorganisaties, maar uit Elines onderzoek blijkt dat de invloed van bewoners nihil is, niet formeel van karakter en de verwachtingen qua representativiteit en spreken namens alle bewoners te hoog gespannen zijn. Het zijn namelijk vooral gehandicapten en ouderen, die al verbonden zijn aan belangenorganisaties, die aan de overlegtafels deelnemen en als het ware daardoor al onderdeel van het systeem zijn, niks te na gesproken over hun know how en inzet. De ‘gewone’ wijkbewoner wordt niet bereikt, laat staan dat die weet dat hij in een woonservicezone woont en er zelf mede betekenis aan kan geven. Eline vraagt zich af wat de woonservicezone meer is dan een overlegstructuur van gemeenten, zorg, welzijn en wonen.
‘Oud denken’
Alle oprecht goede bedoelingen ten spijt, je wordt niet vrolijk van het woonservicezonebeleid. En ik denk dat de mondhoeken nog verder omlaag gaan als we alle gemaakte voorbereidingskosten naar menskracht en inzet van middelen gaan kapitaliseren. Ik moet denken aan de woorden van de voormalige wethouder Wonen van Amsterdam, toen hij onbevangen en juist aangetreden voor een zaal vol woonservicewijkbeleidsmakers antwoord gaf op de vraag wat hij ervan vond. Natuurlijk vond hij het prachtig, maar vroeg hij zich af: ‘Moet eigenlijk niet heel Amsterdam één woonservicezone zijn? Iedereen wordt toch een keer oud en ouderen wonen toch door de hele stad?’
Hij sloeg de spijker op de kop. Woonservicezones zijn ‘oud denken’. Het trekt voor de burger denkbeeldige grenzen en leidt zo tot segregatie van ouderen. Voor het verbinden van de fysieke en de sociale pijler zijn al betere handreikingen beschikbaar, zoals de sociale checklist die de provincie Zuid-Holland op haar website heeft staan om te gebruiken bij bestemmingsplannen. De checklist kan beter, want hij is erg voorzieningengericht, maar je krijgt wel wat. Je tikt een x-aantal inwoners in en je krijgt een overzicht welke diensten er beschikbaar zouden moeten zijn. Of de handreiking aan gemeenten, zorgorganisaties en corporaties van het Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen-Zorg over kleinschalig wonen in de wijk. Daarin wordt heel praktisch uiteengezet welke wet- en regelgeving op het gebied van de ruimtelijke ordening er figureert en welke keuzes je kunt maken.
Sociale processen
Maar het zou nog beter zijn als in de voorgeschreven ruimtelijke ordeningsprocedures en producten, zoals structuurvisie, stedenbouwkundig plan, bestemmingsplan, uitvoeringsbesluit, ook de sociale paragraaf gericht op leefbaarheid, participatie, zo lang mogelijk thuis kunnen blijven wonen en het voorkomen van zorg, dwingend wordt voorgeschreven. Beschrijf de sociale processen van verschillende leeftijdsgroepen in een wijk en wat waar nodig is, heb een visie erop en weet dat het loont om kinderspeelplaatsen te combineren met sport- en spelinstrumenten voor andere leeftijdsgroepen. Helemaal niet moeilijk. In Istanboel, Barcelona en Peking voorbeelden te over.
Driehoeksmossel
Via de bij Wet Ruimtelijke Ordening voorgeschreven milieu-effectrapportage wordt er momenteel meer geld en tijd gestoken in de beschrijving van de toekomstige effecten op het leefmilieu van een driehoeksmossel dan in de ontwikkeling van een visie hoe een zorgeloze toekomst van de ouder wordende en zorgbehoeftige medemens te bereiken. Het is de hoogste tijd om daar meer balans in te vinden.
Hetti Willemse
Publicarea