Het is voor zorgverzekeraars een kunst om in hun concurrentiestrijd de kwaliteit te waarborgen. Daarnaast rijst de vraag of een zorgverzekeraar die zijn concurrentiepositie wil behouden een objectief oordeel kan geven over de wenselijkheid van concentraties en samenwerkingsplannen.
Kwaliteit versus betaalbaarheid
Primair zijn natuurlijk de zorgaanbieders verantwoordelijk voor de kwaliteit van de zorg die zij leveren. Dit houdt in dat de zorg in ieder geval doeltreffend is en afgestemd op de behoefte van de patiënt. Ook de zorgverzekeraar is echter wettelijk verplicht ervoor te zorgen dat de verzekerde kwalitatief goede zorg krijgt. De verzekerde mag verwachten dat de verzekeraar zorgaanbieders contracteert die kwalitatief goede zorg aanbieden.
In de praktijk is er echter nog steeds weinig inzicht in de kwaliteit van zorg. Kwaliteitsverschillen zijn moeilijk te beoordelen, zeker voor consumenten. Kwaliteitsaspecten spelen daardoor doorgaans een beperkte rol bij hun keuze voor een zorgaanbieder en zorgverzekeraar. Dit betekent niet dat de consument kwaliteit minder belangrijk vindt, integendeel. Maar doordat transparante informatie over kwaliteitsverschillen ontbreekt, zijn nabijheid (toegankelijkheid) en de verwijzing van een huisarts beslissende factoren. Als gevolg hiervan blijft concurrentie ten aanzien van het verschil in kwaliteit van de aangeboden zorg achter.
Selectieve zorginkoop
Bij de keuze voor een verzekeringspolis kijken consumenten voornamelijk naar de prijs en of zij zorg mogen krijgen van de zorgverlener van hun keuze (vaak de dichtstbijzijnde). Sommige verzekeraars positioneren zich op de markt als inkoper van zorg van hogere kwaliteit. Zij kopen selectief in op basis van kwaliteit en communiceren dit aan consumenten. Als dit een hogere premie met zich meebrengt, moet de verzekeraar een goed verhaal hebben om de consument te overtuigen dat de hogere premie noodzakelijk is om hogere kwaliteit te realiseren. Dat lukt de ene verzekeraar beter dan de andere. Er zijn ook zorgverzekeraars die afstappen van hun kwaliteitsgerichte beleid, waarbij ze hogere normen hanteerden dan de normen vastgesteld door het veld, vanwege de effecten op de premies. Vanuit het perspectief van de consument is echter te hopen dat verzekeraars zich behalve op hoogte van de premie, van elkaar blijven onderscheiden op aangeboden kwaliteit. Een mooi initiatief om de kwaliteit inzichtelijk te maken is het kwaliteitsvenster. Hier kunnen consumenten de kwaliteit van een groot aantal (momenteel 114) zorginstellingen vergelijken op tien onderwerpen, waaronder wachttijden, patiëntervaringen en – voor ziekenhuizen – hoe vaak risicovolle operaties worden uitgevoerd. Zorgverzekeraars kunnen dergelijke initiatieven inzetten bij hun onderhandelingen met zorgaanbieders en in hun positionering op de markt.
Oordeel van zorgverzekeraars
Het beleid van ACM om de mening van zorgverzekeraars zwaar te laten wegen in beoordeling van wenselijkheid van concentraties en samenwerkingsverbanden is zorgwekkend. Zolang concurrentie op prijs de overhand heeft, zal een zorgverzekeraar al snel negatief tegenover dergelijke initiatieven staan uit angst voor prijsverhogingen. Dit terwijl concentratie en samenwerking juist de kwaliteit van zorg kunnen verbeteren en daarmee in het belang van de consument kunnen zijn.
Behalve dat het oordeel van zorgverzekeraars over de wenselijkheid van concentraties en samenwerkingsverbanden wordt beïnvloed door hun eigen belangen, is het de vraag of zij de kennis en kunde hebben om het effect ervan op zowel mededinging als kwaliteit te beoordelen. Bovendien vormt deze oordeelsvorming geen onderdeel van en leidt af van hun kerntaak: inkopen en beschikbaar stellen van goede zorg. Het is te hopen dat de ACM de input van zorgverzekeraars met de nodige zorgvuldigheid beoordeelt.
Sarah Beeston en Anouk Rutten, advocaten bij Van Doorne