Bestuurders in welzijn zijn bewogen mensen. Johan Brongers, voorzitter van de Raad van Bestuur van de in het Noorden actieve Tintengroep zet zich in voor de aanpak van intergenerationele armoede. Ook biedt hij ervaringsdeskundigen werkkansen. Zijn intrinsieke motivatie heeft te maken met zijn verleden als kind in een arm gezin. Hij is daarin niet de enige van de deelnemers aan de rondetafel in Houten, georganiseerd door myneva.
Iets vergelijkbaars geldt voor Carina Kruijsse, bestuurder van SMO Traverse in Tilburg. Zij kent Judith Kuypers, directeur-bestuurder SMO Breda, Vrouwenopvang Safegroup en Veilig Thuis West-Brabant goed. Hetzelfde geldt voor Gon Mevis, directeur-bestuurder van het Tilburgse Contour de Twern en Raoul Bakkes, directeur-bestuurder bij het Eindhovense NEOS. Deze twee mannen zijn kortgeleden zelfs nog op werkbezoek naar Glasgow geweest. Een leerzame ervaring. Ze ontmoetten daar een Schotse wijkverpleegkundige die vertelde over een succesvolle samenwerking in een wijk met een maatschappelijk werker. Deze integrale aanpak spreekt Mevis heel erg aan. “We moeten het stelsel in Nederland rigoureus veranderen.” Hij gelooft in een aanpak waarbij zorg en welzijn nauwer samenwerken. “Er zou geen wijkverpleegkundig team mogen zijn dat geen contact heeft met sociaal werk en geen huisarts die daar niet in investeert.”
Ook Bakkes is geïnspireerd geraakt door de reis, vooral door het verhaal van een ervaringsdeskundige die in een team van ex-daklozen meebeslist over daklozenbeleid. “Zonder hun stem gebeurt er niets. Daar moeten wij ook naartoe. Dit is de manier om de leef- en systeemwereld dichterbij elkaar te brengen.”
Systeem- en leefwereld
Daarmee zijn we bij een belangrijk hoofdbreken van de welzijnbestuurders: de systeemwereld sluit onvoldoende aan op de leefwereld. Mevis: “Zorg en welzijn is ingericht met loketten die op basis van een indicatie van issues hulp verstrekken. Maar de burger wil als mens gezien worden en serieus genomen worden. Die heeft iemand nodig die langszijkomt, meekijkt en zich verplaatst in zijn of haar perspectief.”
Volgens Kruijsse is zorg en welzijn veel te gefragmenteerd: “In het huidige systeem zie je te vaak dat velen betrokken zijn, maar niemand zich echt verantwoordelijk voelt.” Kuypers: “We zitten soms zo in onze systeemwereld vast dat we vergeten wat we als medemens moeten doen. Neem een herenigd gezin dat in een auto slaapt en waarvan de man agressief wordt, deze agressie lijkt een roep om hulp. De halve wereld bemoeide zich ermee, maar niemand ging een kop koffie met ze drinken. We moeten dan niet denken: past dit gezin wel in ons aanbod? In plaats daarvan moeten we naast deze mensen gaan staan en gewoon zorgen dat ze niet meer in een auto hoeven te leven. Zoals onze collega’s van Veilig Thuis hebben gedaan.”
Brongers vindt dat we verslaafd zijn geraakt aan een opgeknipt systeem op basis van productiebekostiging. “We besteden heel veel geld aan zorg en welzijn, maar kunnen gewone mensen niet helpen. Die worden van het kastje naar de muurgestuurd met alle frustratie die dat ook bij onze professionals oplevert. We doen daardoor niet altijd wat we moeten doen: naast mensen staan en ze door het leven helpen.” Mevis: “Onze doelgroep kampt bijna altijd met multi-problematiek, maar ze hebben er nog een probleem bij: waar moet ik zijn met mijn hulpvraag?” Bakkes: “Doordat we het zo complex maken krijgen we geen simpele oplossingen meer.”
Preventie
De werkdruk in zorg en welzijn is hoog. Het risico bestaat daardoor dat iedereen gaat dweilen met de kraan open, terwijl samenwerking preventief kan werken. Door het inschakelen van welzijn kan vraag naar zorg worden voorkomen. Maar dit lukt op een of andere manier niet goed. Daarmee zijn we bij een ander hoofdbreken: hoe komen we tot meer preventie? Kuypers: “Er komt steeds meer bij het sociaal domein te liggen. Ik vraag me af of we straks nog wel de mensen hebben. Er is veel meer preventie nodig. Zeker als je erover nadenkt wat er nu op ons afkomt met de snel stijgende prijzen.” Kruijsse: “Dat gaat leiden tot veel meer daklozen en andere problemen. Terwijl onze kosten ook stijgen en de overheid de groei van de kosten voor zorg en welzijn wil beteugelen.” Kuypers: “Onder preventie wordt van alles verstaan. Dat zou je scherp willen hebben. Wat wij graag willen voorkomen is dat armoede generatie op generatie gaat.” Brongers: “Wellicht kunnen we in de sociale sector iets leren van de wetenschap. Sanne Visser heeft in Groningen onderzocht hoe het kan dat armoede van generatie op generatie gaat. Welke interventies zijn effectief? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat een kind de eerste duizend dagen goed doorkomt? Daarmee kun je hoopvolle doorbraken bereiken.”
Kruijsse: “Het hoeft niet altijd fout af te lopen. Er zijn ook positieve verhalen. Zo kun je met een verleden in een probleemgezin bestuurder worden en mee aan tafel zitten. Ik ben hiervan het levende bewijs.”
Mevis: “Waarom maken we geen vast beleid van investeren in de eerste duizend dagen van kinderen? Waarom zorgen we niet voor een infrastructuur, die iedereen in staat stelt kinderen een goede start te geven. Veel ouders vinden opvoeden lastig. Misschien moeten we ze steunen met mogelijkheden om andere opvoeders te ontmoeten, dilemma’s te bespreken en elkaar tips te geven. Dit in combinatie met voldoende voorzieningen zoals gratis kinderopvang, een goede speel- en leeromgeving en een financieel vangnet dat armoede voorkomt. Zo kun je ontwikkelachterstanden en heel veel zorgkosten voorkomen.” Bakkes: “We moeten misschien van een Integraal Zorg Akkoord maar een Integraal Welbevinden Akkoord. Een akkoord dat niet alleen gaat over kraamzorg of ouderenzorg, maar ook kijkt wanneer iemand hulp nodig heeft bij opvoeden of uit de schulden komen.” Mevis: “Het preventiebeleid bestaat nu veelal uit thema’s die leven bij de hogere en middenklasse. We moeten meer aansluiten op het leven van mensen. Wat hebben ze nu nodig om hun huis warm te houden? Kun je daar een klussenteam voor opzetten? Bouw het beleid van onderaf op.”
Hoop
Ondanks alle hoofdbrekens zijn de bestuurders toch ook hoopvol. Kruijsse waarschuwt voor het met een vinger naar de ander wijzen. “We moeten als aanbieders onszelf niet in hokjes laten duwen of verschuilen achter het systeem. We kunnen beter de samenwerking zoeken.” Zij is zelf erg te spreken over een eigen samenwerking bij een Wmo-aanbesteding. Ze ziet ook op andere manieren steeds meer ruimte om samen te werken aan maatschappelijke thema’s. “Daar zie ik een omslag in. Dat is hoopvol.” Een voorbeeld van Bakkes laat goed zien hoe je door samen te werken kunt ‘dansen met het systeem’. Bakkes werkt met zijn organisatie samen in Platform Plus. De bestuurders van instanties die hieraan deelnemen bellen elkaar op om complexe casussen – bijvoorbeeld een dreigende huisuitzetting – te tackelen. “We hebben afgesproken: we lossen eerst het probleem op en pas daarna regelen we de financiën. Dat werkt.”
Ook Brongers ziet een hoopvolle omslag. “Ik merk in het Noorden dat de zorg weer meer naar het sociaal werk toekomt. Er ontstaat een beweging die veel meer kijkt naar het oplossen van problemen uit het gewone leven.” Thema’s als eenzaamheid en het combineren van wonen, zorg en welzijn worden opgepakt in mooie multidisciplinaire samenwerkingsverbanden. “We moeten geen slachtoffer van het systeem zijn, maar verbinden op wat ons bindt.”