Zorgbestuurders in de ouderenzorg praatten dinsdagmiddag over alle mogelijke manieren om aan nieuw personeel te komen. Het enorme personeelstekort noopt tot creatieve oplossingen. Samenwerken is het nieuwe concurreren en bonussen zijn uit den boze.
Artikel bewaren
U heeft een account nodig om artikelen in uw profiel op te slaan
Login of Maak een account aanReacties6
De Jonge: ‘Dit is hét moment om een goede werkgever te zijn’
Carina van Aartsen is redacteur bij Zorgvisie en Skipr. Ze schrijft over alle sectoren van de zorg, maar vooral over de ouderenzorg en eerste lijn. Omdat daar nu de grootste uitdagingen liggen: voor de zorg zelf maar ook voor de samenleving. Als aandachtsgebieden heeft zij de thema´s: governance, zorgverzekeraars en financiën.
Dag Meneer Hager, ben erg benieuwd of u plat gebeld bent . U heeft een uitgesproken mening en kunt dit met feiten staven? Wanneer u een dossier aanhaalt dat maatschappelijk zó gevoelig ligt, kan ik me voorstellen dat bijvoorbeeld van de 125 zorgbobo’s er in ieder geval 10% u gebeld hebben voor een uitleg waarom ze zitten te slapen c.q. met de wolven meehuilen. Of dat ze er alleen voor de centen zitten en hun eigen ego. Of al die journalisten die zorg in hun portefeuille hebben en hun contacten meer plezieren willen dan journalistiek te bedrijven. Of de woordvoerders van de politieke partijen. Kijk eens, de VVD zal u niet bellen maar de SP… Laat het even weten door een reactie op dit podium te geven of al die functionarissen van de krokodillentranen ballen in hun broek hebben door de dialoog met u aan te gaan. Kortom, geef Hager gewoon het podium en beslis dan in plaats van hem dood te zwijgen.
De Jonge: ‘Goed werkgeverschap maakt wel degelijk verschil”
Met deze stelling ben ik het volledig eens.
Helaas geven de werkgevers in de zorg totaal geen blijk van goed werkgeverschap met het ingenomen standpunt ten aanzien van de voorgestelde overgangsregeling Wet Big2 waarin zij stellen dat de inservice opgeleide verpleegkundige zich niet moet kunnen registreren als regieverpleegkundige.
Dit terwijl zij zelf samen met VWS verantwoordelijk waren voor het opleiden van de inservice verpleegkundigen, net als de hbo-v ; op het eerste deskundigheidsniveau (NRV beroepsprofiel 1988) en onder dezelfde EEG erkenning. Verpleegkundigen werden geworven met deze informatie en maakten een bewuste keuze voor een specialisatie voor één veld in plaats van de gelijkwaardig gewaardeerde hbo opleiding voor meerdere velden. Diverse centrale opleidingsscholen werden door de ziekenhuizen gesticht omdat er twijfels waren over de kwaliteit van het dagonderwijs.
Nu ruim 45 jaar na het starten van de eerste hbo opleiding, lijken de werkgevers de geschiedenis te herschrijven en het niveau van de inservice opgeleide verpleegkundige bewust lager te waarderen onder andere omdat de positionering van de toekomstige regie (hbo) verpleegkundige prioriteit heeft.
Van het standpunt in 2016: “Ziekenhuizen hebben meer behoefte aan hbo-verpleegkundigen. Op korte termijn gaan er veel (mbo) inservice opgeleide verpleegkundigen met pensioen. Ziekenhuizen geven aan dat de ervaring en het niveau van deze verpleegkundigen alleen vervangen kunnen worden door hbo-verpleegkundigen.” Sigra arbeidsmarkt onderzoek 2016, pag.11) Naar het huidige standpunt waarin zij het niveau van de inservice opgeleide verpleegkundige opeens lager inschatten dan het niveau van de hbo opgeleide verpleegkundige. Overigens was de inservice opleiding geen mbo- én geen hbo- maar een op zichzelf staande opleiding.
Door de werkgevers wordt totaal voorbijgegaan aan de praktijk waarin alle verpleegkundigen hetzelfde werk onder dezelfde functiebeschrijving uitvoeren. Waarbij opgemerkt moet worden dat het de hbo verpleegkundigen in de afgelopen 45 jaar niet gelukt is om het verschil zichtbaar te maken op de werkvloer. In tegenstelling: juist opvallend veel Inservice opgeleide verpleegkundigen werken op gespecialiseerde afdelingen: daar waar de meest complexe en onvoorspelbare zorg wordt verleend en waar veelvuldig gefundeerd afgeweken moet worden van protocollen of protocollen ontbreken. Dat dit volledig overeenkomt met het profiel van de regieverpleegkundige lijkt voor de werkgevers geen enkele rol te spelen.
Ik wil de werkgevers dan ook oproepen om écht goed werkgeverschap in de zorg te tonen en niet alleen de term te gebruiken. Niet alleen te investeren in nieuwe medewerkers en zij-instromers maar de huidige medewerkers de waardering te geven die zij verdienen.
Goed werkgeverschap in de zorg is een goede overgangsregeling voor de Inservice opgeleide verpleegkundigen én de mbo- en inservice opgeleide verpleegkundigen met een specialistische vervolgopleiding. Alleen zo ontstaat een werkbare situatie en kan de kwaliteit van zorg gewaarborgd worden én blijven ervaren verpleegkundigen behouden voor de zorg!
Euhh…citroentaart?
‘Beter ten halve gekeerd, dan ten hele gedwaald’ zullen we maar zeggen. Het is goed dat de urgentie volledig bij de voortgang van het primaire zorgproces ligt; en dat duidelijk is dat er zonder medewerkers geen zorg verleend wordt. Alle overhead ten spijt. Het is / blijft een uitdaging om de klant en de medewerker als uitgangspunt te durven nemen in de visie en de bedrijfsvoering. De focus verandert dan mee. En daarmee als het goed is ook de aandacht voor methodiek en het vak / meerwaarde van de zorgmedewerker. Niet alleen ‘de handjes’ zijn nodig, maar zeker ook het bredere perspectief dat zij kunnen bieden ten opzichte van zorgafhankelijkheid; het feit of de burger desondanks, in de gelegenheid is zijn/haar leven bevredigend voort kan zetten, hetgeen per definitie een persoonlijke aangelegenheid is die om echte interactie vraagt. Wat mij betreft gaat het daar vooral om in de huidige tijd…
Opmerkelijk:
” Het kabinet-Rutte II bezuinigde fors op de zorg en dat is een belangrijke reden dat de afgelopen jaren inderdaad bijna 80.000 banen verloren gingen.”
Bron:
https://www.nrc.nl/nieuws/2017/10/01/80000-zorgbanen-weg-door-bezuiniging-13284614-a1575549
Inderdaad, paulhager, wrang. Krokodillentranen.
Dat minister De Jonge de snaar over goed werkgeverschap bespeelt, vind ik wrang. Om vervolgens geen enkele opening voor de huidige problemen te geven anders dan volgens het politieke theorieboekje een aantal toekomstmodellen te schetsen. Zijn collega van de bouwsector kent hetzelfde probleem. Jarenlang vakmensen de branche uitjagen en dan nu de krokodillentranen? Meneer De Jonge gaat voorbij aan de problematiek die er vandaag ligt en die nú om actie vragen.
Noem het beroepsdeformatie. Het probleem waar de sector voor wegkijkt is dat de overhead van de grote zorginstellingen consequent weg geboekt wordt als directe kosten en daarom niet inzichtelijk wordt. De discussie gaat feitelijk niet over bonussen maar over de overhead van grote kantoren, dure auto’s, marketingafdelingen plus honoreringen op en boven de Balkenende-norm. Onderin de bedrijfskolom is de koek dan al lang verdeeld en vooral op.
Meneer de Jonge staat te ver van de werkvloer door zijn oor te luister te leggen bij grote zorgverzekeraars. Bijvoorbeeld op een besloten bijeenkomst voor 125 toegestroomde vorstelijk betaalde thuiszorgdirecteuren die al decennialang het probleem uit de hand liet lopen. Hoezo ‘besloten’? De Heren dicteren het plaatje in hun straatje. De realiteit? Een verpleegkundige 5 HBO verdient volgens CAO-schaal netto rond de €15,– per uur terwijl dat zorguur de maatschappij € 80,– kost. Dan zegt mijn boerenverstand dat de discussie over het gapende gat zou moeten gaan.
Ik heb destijds Zuster in de Buurt opgezet. Uitgangspunt is bevlogenheid en passie die De Jonge slechts op afroep wenst te kennen. Het zijn de professionals die het stopwatchregime van de zorgbeslissers en werkgevers de keel uitkwam en die zelfstandig zijn geworden. Zij verlenen de menselijke zorg van de wijkzuster uit de jaren ’50-’60 toen het beroep nog een roeping was. Dat die ouderwetse verbondenheid in een modern jasje aanslaat blijkt eruit dat meer dan 1.000 zelfstandigen zich bij Zuster in de Buurt aansloten en onze normen en waarden onderschrijven.
Zuster in de Buurt is ongewild een grote sponsor van de Zorg Nederland BV. Ze mogen om te beginnen niet de uurprijs declareren die de gecontracteerde zorg mag indienen. De declaratie die de cliënt voor niet-gecontracteerde zorg indient, wordt vervolgens voor maar 75% vergoed. De ZZP’er staat daarmee voor de keuze dat slechts 75% van haar werkzaamheden vergoed wordt. Tenzij de klant bereid is die 25% te betalen wat bijna nooit het geval is. Dus accepteert zij het voor dit bedrag zorg te verlenen.
En MET PLEZIER volgens econoom Mathijs Bouman in Nieuwsuur van 21 augustus. Deze onafhankelijke expert geeft een haarscherpe analyse over de betrokkenheid van de ZZP’er in de zorg. Hij benoemt waarvoor mijn Zusters staan. Ik had het niet beter kunnen verwoorden. Hij maant zorgbeslissers niet langer traditioneel te denken. Je kunt de ZZP’er niet langer negeren. Dus ook meneer De Jonge niet die ze het liefst de branche uitstuurt wanneer ze niet in het gareel lopen. Laten we de luchtballon van de overhead bij megalomane zorginstellingen doorprikken en daar proactief als samenleving op reageren. Zoals de zorg in België het roer rigoureus omgooide en een complete marketing-laag met succes wegsneed.
Wanneer geïnteresseerden out of the box willen kijken/denken, nodig ik ze uit. Ik geef opening van zaken met welke marges de organisatie Zuster in de Buurt werkt. Doeltreffende automatisering is het keyword. Wanneer we dat model op de Nederlandse zorg projecteren, kan die geldverslindende overhead vervolgens ten goede komen aan de sector om deze gezond en aantrekkelijk te maken. Te beginnen met een verbetering van de positie van de handjes aan het bed. O ja, vooral voor de cliënt want hij/zij is bij veel instellingen al lang uit beeld.
Wie neemt mijn uitnodiging aan?
Paul Hager – Bedenker van Zuster in de Buurt