Artikel bewaren

U heeft een account nodig om artikelen in uw profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Hoopgevende initiatieven voor medisch generalistische zorg in de regio

Vilans
Hoe maken we medisch generalistische zorg (MGZ) in de regio toekomstbestendig? Die vraag stond centraal op de landelijke netwerkbijeenkomst MGZ, georganiseerd door Vilans, in het kader van het programma ‘MGZ in de regio’. Hoopgevende initiatieven én een gevoel van urgentie voerden de boventoon. ‘We moeten het samen doen.’

Dat de medisch generalistische zorg in de regio onder druk staat, hoef je de professionals zelf niet uit te leggen. Personeelstekorten, vergrijzing en een toename van complexe zorgvragen maken het steeds ingewikkelder om voor onder andere ouderen en mensen met een beperking in bepaalde regio’s de juiste zorg te bieden. Toch waren de deelnemers aan de landelijke netwerkbijeenkomst voor MGZ in de regio, op 22 november in Utrecht, optimistisch gestemd. Zorgbestuurders, huisartsen, verpleegkundigen, specialisten ouderengeneeskunde, artsen verstandelijk gehandicapten en tal van andere medisch specialisten waren het er over eens dat goede samenwerking en een oplossingsgerichte houding van alle betrokken partijen essentieel zijn voor een ‘toekomstbestendige MGZ’.

Urgentie

De urgentie is hoog, benadrukte dagvoorzitter Marloes Berkelaar, programmaleider MGZ in de regio bij Vilans, de organiserende partij achter de netwerkbijeenkomst. Zo is het tekort aan medisch specialisten in de ouderen- en gehandicaptenzorg in veel regio’s nu al nijpend. Tegelijkertijd zijn er ook hoopvolle ontwikkelingen: Berkelaar noemde o.a. de projecten om de eerstelijns zorg te versterken en de recente ondertekening van het Convenant MGZ, over de toegankelijkheid en beschikbaarheid van medisch generalistische zorg voor Wlz-cliënten.

Berkelaar wees in haar schets van het landschap ook op een actuele ontwikkeling als de snelle groei van het aantal kleinschalige woonvormen (KWV’s) voor ouderen, waar wonen en zorg wordt gecombineerd. Sommige regio’s zijn niet goed voorbereid op de komst van deze KWV’s; onder andere huisartsen vrezen dat hun praktijk hierdoor nog verder onder druk komt te staan. Het onderstreept nog maar eens het belang van goede coördinatie tussen alle betrokken partijen, aldus Berkelaar. Daarbij kunnen ze altijd een beroep doen op de kennis en kunde van Vilans, dat op zijn beurt weer samenwerkt met de Erasmus Universiteit Rotterdam bij de toepassing van wetenschappelijke inzichten. Als dé kennisorganisatie voor ondersteuning en zorg ondersteunt Vilans alle initiatieven rond MGZ met het programma MGZ in de regio, onder andere door samenwerking te stimuleren en kennis te delen.

Ongelijk verdeeld

“Er is niet één toverstaf om dit probleem op te lossen,” zei Michiel Geschiere, directeur langdurige zorg bij het ministerie van VWS, tijdens de plenaire sessie. Geschiere vertelde dat hij al een jaar of zes geleden indicaties kreeg dat kwetsbare mensen in sommige regio’s niet de zorg konden regelen die ze nodig hadden. Er dreigt niet alleen een tekort aan MGZ-capaciteit in de regio, die capaciteit is ook nog eens ongelijk verdeeld, aldus Geschiere. Tegelijkertijd vergrijst de ene regio harder dan de andere, een tendens waar overigens ook de zorgverleners zelf niet aan ontkomen. Geschiere noemde als voorbeeld het bovengemiddeld snel vergrijzende Zeeland, waar de komende vijf jaar 40 procent van de huisartsen met pensioen gaat.

Een toekomstbestendige MGZ is, kortom, een meervoudig probleem, dat niet alleen is op te lossen met bijvoorbeeld meer opleidingsplaatsen voor gespecialiseerde artsen. “Hoe organiseren we de schaarste zo dat iedereen voldoende zorg krijgt?” vatte Geschiere de uitdaging voor de komende jaren samen. In dat opzicht verdiende Zeeland nog een compliment, want de zogenaamde Zeeuwse zorgcoalitie loopt voorop bij het smeden van nieuwe samenwerkingsverbanden om de zorg in de regio toegankelijk en betaalbaar te houden, juist omdat de schaarste daar nu al zo duidelijk voelbaar is.

Leven centraal

Vervolgens vertelde ervaringsdeskundige Joanne Keijman over haar ouder wordende ouders, die ondanks afasie en vasculaire dementie (vader) en Alzheimer (moeder) nog steeds zelfstandig wonen. Als mantelzorgster coördineert Keijman twee volle dagen per week de nodige zorg op basis van een persoonsgebonden budget (PGB). Dat vereist heel veel inzet, maar die betaalt zich ook uit, vindt Keijman. Haar ouders hebben nog steeds een heel plezierig leven thuis, en bovendien is de zorg ongeveer de helft goedkoper dan een intramurale oplossing. De sleutel: de betrokken professionals zijn niet gericht op ‘zorg’ of ‘ziekte’ maar op het leven. “Zet het leven centraal,” luidde Keijmans boodschap dan ook. “Onderzoek wat er nog wél mogelijk is, en kijk breder dan zorg alleen.”

Tijdens het panelgesprek gingen Geschiere, beleidsadviseur Marieke Teurlings van zorgkantoor CZ en Joost Clemens, huisarts in Ouderkerk aan de Amstel, nader in op de noodzaak van een toekomstbestendige MGZ. Onderzoeker Jitse Schuurmans van de Erasmus Universiteit voorzag de discussie van de nodige wetenschappelijke inzichten. Zo bleek dat de problemen met onderbezetting in de regio’s rondom de grote opleidingscentra nog wel meeviel. Met name de regio’s daarbuiten kampen met een gebrek aan huisartsen, specialisten ouderengeneeskunde en artsen verstandelijk gehandicapten, waardoor een deel van met name de ouderenzorg op het bordje van de toch al overbelaste huisarts komt.

Terugdringen bureaucratie

Wat is daar aan te doen? Méér opleiden is een logische stap, aldus Geschiere, maar we moeten artsen in opleiding ook aanmoedigen om verder te kijken dan de muren van het ziekenhuis of de ggz-instelling. In navolging van minister Agema gaf Geschiere ook aan dat er nog enorm veel winst te behalen viel met het terugdringen van bureaucratische verplichtingen, die als een loden last op de schouders van de zorg rusten. Verder kunnen huisartsen nog beter ondersteund worden in hun bedrijfsvoering, aldus Geschiere.

Huisarts Joost Clemens schetste op zijn beurt het perspectief vanuit die praktijk. Ook hij wees naar de opkomst van kleinschalige woonvormen voor ouderen in de regio. Huisartsen voelen zich daardoor vaak overvallen, zei Clemens, want deze veelal private instellingen hebben óók te maken met personeelskrapte, en zijn dus in veel gevallen onvoldoende ingericht op goede zorg. Op die manier komt zelfs de zorg die eigenlijk bij een verpleegkundige of verzorgende hoort, zoals wondverzorging, bij de huisarts terecht. “Van al mijn patiënten woont 0,2 procent in zo’n kleinschalige woonvoorziening,” zei Clemens. “Maar ze zijn goed voor 8 procent van al mijn visites.” Een vergunningenstelsel voor KWV’s zou volgens hem een mogelijke oplossing zijn.

Langer thuis

Marieke Teurlings van zorgkantoor CZ verlegde het gesprek naar samenwerking in de regio. Zij ziet het zorgkantoor als een centrale schakel om de verschillende partijen bij elkaar te brengen en verantwoordelijkheden te coördineren. De nadruk moet daarbij liggen op positieve gezondheid, vond ook de rest van het panel, verwijzend naar de ervaringen van mantelzorgster Joanne Keijman. De snelle groei van het aantal kleinschalige woonvormen hoeft in dat opzicht niet problematisch te zijn, en is in ieder geval in lijn met het overheidsbeleid van ‘langer thuis’. Zo keek het panel met bewondering naar het voorbeeld van centraal Gelderland, waar huisartsen, specialisten ouderenzorg en de kleinere instellingen uniforme afspraken maken over de organisatie van zorg rond de KWV’s. Ook het Convenant MGZ ziet men als een positieve ontwikkeling (kort na de bijeenkomst was de ‘handreiking’ gereed die meer uitleg geeft over dit convenant, en over de toepassing ervan in de regio).

Tegelijkertijd waren de panelleden het erover eens dat we de toegankelijkheid van medisch generalistische zorg in de regio niet behouden met rapporten en intentie-akkoorden alleen. ‘Gezamenlijke verantwoordelijkheid’ moet een concrete betekenis hebben. En wat dat betreft zijn er genoeg hoopgevende initiatieven. Jitse Schuurmans van de Erasmus Universiteit noemde bijvoorbeeld de opschaling van Mobiele Geriatrische Teams (MGT) in verschillende regio’s. Ook het aan populariteit winnende Stepped care-model (getrapte zorg), dat de nadruk legt op de meest doelmatige en minst belastende behandeling, kreeg een eervolle vermelding.

Goed overleg

“Samen verantwoordelijk betekent ook dat we niets bij elkaar gaan afdwingen,” besloot Michiel Geschiere de discussie. “Voorheen zeiden huisartsen vaak: dit en dit gaan wij niet te doen. Ik zie nu veel meer ruimte voor goed overleg tussen alle betrokken partijen. Iedereen beseft dat we de capaciteit in de regio zo goed mogelijk moeten verdelen, en dat we dat samen moeten doen.”

Meer over het programma ‘MGZ in de regio’ is te vinden op www.vilans.nl/mgz. Dit programma biedt regio’s ook ondersteuning bij implementatie- en strategische vraagstukken.

Geef uw reactie

Om te kunnen reageren moet u ingelogd zijn. Heeft u nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.