De zorg wordt nauwelijks meer beter van het meten van uitkomsten. Voor veilige zorg is het belangrijker om te zorgen dat zorgverleners goed in hun vel zitten. Dat was de hoofdboodschap van sprekers op het Zorgvisie-congres over patiëntveiligheid met onder meer Ronnie van Diemen (IGJ), chirurg Jaap Hamming (LUMC), Bertine Lahuis (Radboudumc) en anesthesioloog Frank Wille (AMC).
De zorg heeft veel gehad aan
Een wat ongenuanceerde kop boven dit artikel! Natuurlijk moet je meten (lees data verzamelen en interpreteren) om meer te leren over wat bijdraait en niet bijdraait aan de gewenste uitkomsten van behandeling of zorg. Waar professionals gedemotiveerd door raken, is door eindeloze en zinloze registraties of door een cultuur die zich alleen dichotoom beweegt tussen goed en fout.
Menselijke maat, tijd en aandacht en reflectie dragen bij aan een aantrekkelijke werkcultuur waar mensen willen blijven, maar zonder meetlatten door data kom je ook niet veel verder.
Naar mijn mening is er heel wat af te dingen op de stellingen van de sprekers c.q. de titel van het artikel.
Jaap Hamming: “Het analyseren van medische fouten kent zijn beperkingen. (…) We zouden meer moeten focussen op de factoren die ervoor zorgen dat dingen in een zeer complexe setting als de zorg toch zo vaak goed gaan.”
FC: De luchtvaart (waar de checklists vandaan komen) is door de geschiedenis véél veiliger geworden (aantal incidenten gedaald, aantal vliegbewegingen gigantisch gestegen) door incidenten te analyseren en er waar mogelijk lering uit te trekken. Bovendien gaat het hier niet alleen maar om medische fouten, maar ook om de kwaliteit van zorg. Je kunt een behandeling keurig volgens de regels doen terwijl hij toch veel minder effect heeft dan een andere behandeling in een ander ziekenhuis.
Bertine Lahuis: “Het meten en verbeteren is een doodlopende weg (…) Het geeft een illusie van controle. Maar misschien is kwaliteit wel helemaal niet zo strak meetbaar.”
FC: De kwaliteit in zijn diverse facetten meten is een vak apart, maar geen hogere wiskunde. In ieder geval spreken de complicatiecijfers bij prostaatoperaties (incontinentie/impotentie, uiteenlopend van 4 tot 40%…) boekdelen, nietwaar?
Het gegeven dat er in dit tijdperk met zijn bijkomende personeels- en geldtekorten enorm veel afkomt op ziekenhuisbestuurders neemt dat niet weg. Het maakt de functie veeleisend, maar ontslaat hen niet van de plicht om mee te werken aan werkbare methoden om de kwaliteit van zorg inzichtelijk te maken.
Ronnie van Diemen: “We moeten echt snel leren begrijpen waarom jonge mensen niet voor de zorg kiezen. (…) Minder indicatoren en protocollen”.
FC: Is het een kwestie van er niet voor kiezen of er niet in blijven? Ik dacht meer het laatste, tegenwoordig, afgaande op de berichtgeving alhier en op Skipr. Dat is nogal belangrijk als je een onderzoek gaat doen – wat wordt precies je onderwerp en vraagstelling?
Verder kun je met uitkomstfinanciering het overgrote deel van de structuur- en procesindicatoren afschaffen. De motie-Smilde c.s. die daarom vroeg is al eind 2011 aangenomen. De IGz/IGJ kan zelf ook veel doen om dat te realiseren, maar ik heb er nog weinig van gezien?
Frank Wille: “Het is heel triest hoeveel zorgverleners gedemotiveerd aan je bed verschijnen. Ook ben ik geschrokken van het gebrek aan kennis.”
FC: Ik ben zelf zes maal geopereerd en heb nog vaker in het ziekenhuis gelegen. Ik heb wel forse verschillen gemerkt tussen personen, maar niet dat de meerderheid gedemotiveerd zou zijn. Dus de vraag is of je zijn persoonlijke ervaringen mag extrapoleren. Verder zie ik ze niet als onderbouwing voor de stelling dat meten en verbeteren een doodlopende weg zou zijn. Het omgekeerde juist.
Schokkend en zorgelijk wat hier wordt samengevat. Schokkend is de ervaring van Wille. Niet alleen door wat hij in de behandelaars aan zijn bed dikwijls heeft gemist, maar omdat hij het gevolg heeft gezien van wat de overvloed aan regels en indicatoren doet met de oorspronkelijke passie en compassie van de zorgprofessional.
Zorgelijk is dat we daarvoor factoren ‘aanwijzen’ die buiten de directe invloedssfeer van betrokkenen liggen, zoals arbeidsmarktfactoren en fragmentatie van de zorg. Focus op wat je wel kunt beïnvloeden. Haal voldoening en energie uit de kleine resultaten die dat oplevert en die stimuleert om verdere stappen te zetten. Begin in je eigen kring, met je eigen motivatie, met de relatie met je collega’s. Oefen in het loslaten van (oor)zaken waar je geen invloed op hebt en die je verleiden van eigen verantwoordelijkheid nemen.
Dat lost het probleem niet helemaal -of misschien zelfs helemaal niet- op, maar kan het veel draaglijker maken en daardoor minder stress en minder risico’s voor de patiëntveiligheid veroorzaken.
Interessante observaties van congres. Daarbij aansluitend. Stichting Groenhuysen, ouderenzorg in West-Brabant, heeft intern onderzoek gedaan naar succesfactoren bij afname van decubitus, afname van vochtletsel, ‘probleem’gedrag, minder vrijheid beperkende maatregelen en minder psychofarmaca. Wie wil dit niet? De succesfactoren zaten niet op sturen op output/outcome of op input (geld, middelen) maar op ‘through-put’ van het proces: investeren in motivatie medewerkers, scholing op maat én op samenspel clientsysteem – team.